VENNOOTSCHAPSBELASTING - 30.03.2020

Huurvordering (niet-aftrekbare) kapitaalstorting

Als bij voorbaat vaststaat dat een (klein)dochtervennootschap een vordering aan de moedervennootschap niet zal aflossen, kan er sprake zijn van een niet-aftrekbare kapitaalstorting door de moedervennootschap.

De belanghebbende, een vennootschap, houdt de aandelen in een dochtervennootschap. Deze laatste vennootschap houdt de aandelen op haar beurt in een (klein)dochtervennootschap. De vennootschap verhuurt machines aan de kleindochtervennootschap. De kleindochtervennootschap betaalt de door haar verschuldigde huur van € 327.000 niet. Ter zake van de huur rekent de vennootschap ook het bedrag van € 327.000 niet tot de winst. De inspecteur corrigeert de Vpb-aangifte 2010 op dit punt.

Hof Arnhem-Leeuwarden

Het hof (ecli:nl:gharl:2020:250) oordeelt dat de vennootschap de door de kleindochtervennootschap verschuldigde huur in 2010, ad € 327.996, niet als winst heeft verantwoord. De vennootschap merkt hierover op dat zij, gelet op de slechte solvabiliteit van de kleindochtervennootschap tegenover de vordering in rekening-courant, in verband met door de kleindochtervennootschap schuldig gebleven huurpenningen voor een even hoog bedrag een voorziening wegens oninbaarheid mocht vormen. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de vennootschap een (niet-aftrekbare) informele kapitaalstorting heeft gedaan in de dochtervennootschap en deze laatste vennootschap op haar beurt een informele kapitaalstorting heeft gedaan in de kleindochtervennootschap.

Civielrechtelijke vorm beslissend Het hof oordeelt dat voor de beantwoording van de vraag of een geldverstrekking door een moedervennootschap aan haar dochtervennootschap, wat betreft de fiscale gevolgen als een geldlening dan wel als een kapitaalverstrekking heeft te gelden, in beginsel de civielrechtelijke vorm beslissend is. Deze regel lijdt in drie gevallen tot uitzondering.

  1. Indien er alleen naar de schijn sprake is van een lening, terwijl partijen in werkelijkheid hebben beoogd een kapitaalverstrekking tot stand te brengen (schijnlening).
  2. Indien de lening is verstrekt onder zodanige voorwaarden, dat de schuldeiser met het door hem uitgeleende bedrag in zekere mate deel heeft in de onderneming van de schuldenaar (deelnemerschapslening).
  3. Ingeval - kort gezegd - de geldlening is verstrekt onder zodanige omstandigheden dat aan de uit die lening voortvloeiende vordering, naar de uitlener reeds aanstonds duidelijk moet zijn geweest, voor het geheel of voor een gedeelte geen waarde toekomt, omdat het door hem ter leen verstrekte bedrag niet of niet ten volle zal kunnen worden terugbetaald (bodemloze putlening).

Naar het oordeel van het hof is in geval van de belanghebbende de derde uitzondering (bodemloze putlening) aan de orde. Op het moment van het ontstaan van de huurvordering wist de vennootschap immers dat deze reeds oninbaar waas. Er is in het onderhavige geval aldus sprake van een (middellijke) informele kapitaalstorting door de vennootschap in haar kleindochtermaatschappij, voorafgegaan door een onttrekking door de belanghebbende in 2010 van € 327.996. De inspecteur heeft de correctie, ter zake van de niet-voldane huurbaten volgens het hof, dan ook terecht aangebracht.

Beschouwing

Verstrekt een moedervennootschap een lening aan de (klein)dochtervennootschap en staat op het moment van het verstrekken van de lening vast dat de dochtervennootschap deze nooit zal kunnen terugbetalen, dan kan de moedervennootschap het verlies op de lening niet ten laste van haar resultaat brengen. Wel kan zij het bedrag van de lening toevoegen aan het opgeofferde bedrag in de deelneming. Bij liquidatie van de deelneming kan zij dan onder (strikte) voorwaarden het verlies op de lening alsnog nemen. Opvallend in deze zaak was dat uitsluitend het verlies op huurvordering centraal stond, maar de partijen ervan uit leken te gaan dat de huurbate wel tot de winst behoorde. Indien echter een pand wordt verhuurd aan een dochtervennootschap, waarbij van meet af aan vaststaat dat de dochtervennootschap geen huur kan betalen, dan kan men zich afvragen of niet de gehele huurverhouding zich in de aandeelhouderssfeer heeft afgespeeld.

bz-advies

Als een moedervennootschap een lening aan een (klein)dochtervennootschap verstrekt en op het moment van het verstrekken van de lening staat al vast dat de (klein)dochtervennootschap deze nooit zal kunnen terugbetalen, dan kan de moedervennootschap het verlies op de lening niet ten laste van haar resultaat brengen.

Ook een huurvordering moet op zakelijkheid worden beoordeeld. Beoordeel naar het moment van het ontstaan van de vordering aan de hand van de bekende criteria voor (on)zakelijke geldleningen.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01