ONROERENDE ZAKEN - 29.09.2020

Overdrachtsbelasting verschuldigd voor inbreng panden in CV

Belastbaar feit

Art. 2 wet wbrv bepaalt dat overdrachtsbelasting wordt geheven ter zake van de verkrijging van de juridische of economische eigendom van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Voor de heffing van overdrachtsbelasting is de aanwezigheid van een verkrijging noodzakelijk. Voor de uitleg van het begrip ‘verkrijging’ dient aansluiting te worden gezocht bij het burgerlijk recht en de maatschappelijke opvattingen, alsmede de invulling van de rechter. In de hiervoor genoemde zaak kwam de vraag naar boven of er sprake was van een belaste verkrijging.

Teruggaaf van overdrachtsbelasting

Belanghebbende belegde samen met andere natuurlijke personen in de vorm van een maatschap in onroerende zaken. Na verloop van tijd werd er een BV opgericht en werden de onroerende zaken geleverd aan de BV en vervolgens ingebracht in een CV, met de BV als beherend vennoot en belanghebbende en de andere natuurlijke personen als commandiet.

Geen levering? De BV is van mening dat er geen sprake is van een levering als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBRV), omdat de BV bij de overgang heeft gehandeld voor rekening en risico van de CV, zij de onroerende zaken slechts ‘op naam’ heeft gekregen en het belang bij die onroerende zaken onveranderd bij de participanten is gebleven. De BV concludeert tot teruggaaf van de op aangifte voldane overdrachtsbelasting.

Daar was de inspecteur het niet mee eens. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat zowel de verkrijging van de juridische als van de economische eigendom belastbare feiten zijn. Nu de BV de juridische eigendom van de onroerende zaken heeft verkregen, is er sprake van een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. De BV gaat in beroep.

Oordeel Hof Den Bosch

Hof Den Bosch (ecli:nl:ghshe:2020:1900) heeft de BV ongelijk gegeven. Uit de akte van levering blijkt namelijk dat de BV de onroerende zaken in eigendom heeft verkregen. Het hof merkt daarbij op dat een CV civielrechtelijk een personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid is, die als zodanig niet zelfstandig (civielrechtelijke) rechtshandelingen kan aangaan. Uit artikel 2 van de WBRV volgt dat de verkrijging van de juridische eigendom een belastbaar feit is. Het hof gaat niet mee in de uitleg van de BV dat er gekeken moet worden naar de economische werkelijkheid en de juridische werkelijkheid verwaarloosd dient te worden.

Onbehoorlijk bestuur? De BV beroept zich nog op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, door te verwijzen naar het besluit van 15 oktober 2015 (stcrt. 2015 36766) . In dit besluit keurt de staatssecretaris goed dat onder voorwaarden de heffing van overdrachtsbelasting achterwege blijft over de verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak of van rechten waaraan deze is onderworpen die is verkregen in onmiddellijke en rechtstreekse samenhang met de verkrijging door een ander van de juridische eigendom van dezelfde onroerende zaak of van rechten waaraan deze is onderworpen. Het hof oordeelt dat het besluit niet van toepassing is, omdat er in deze casus sprake is van de verkrijging van de juridische eigendom en het besluit ziet op de verkrijging van de economische eigendom.

bz-advies

In uitzonderlijke situaties wordt er een vrijstelling voor overdrachtsbelasting verleend. Het is belangrijk om na te gaan welke vorm van eigendom overgaat en of op de verkrijging een vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is. Indien eerst een van de vormen van eigendom overgaat en later pas de andere, dan wordt de tweede heffing van overdrachtsbelasting verminderd met het bedrag waarover bij de eerste verkrijging overdrachtsbelasting was verschuldigd. Het nieuwe wetsvoorstel personenvennootschappen zou hier wellicht verandering in kunnen brengen.