PENSIOEN - 28.10.2020

Flexibilisering pensioen 2.0

Hoog-laaguitkering In de beginjaren van deze eeuw is in de Pensioenwet opgenomen dat de pensioengerechtigde in de eerste jaren van zijn of haar pensionering een relatief hogere pensioenuitkering kan genieten en de overige jaren van de pensionering een relatief lagere pensioenuitkering. De zogenaamde hoog-laagpensioenuitkering met een verhouding van 100-75%. De lage pensioenuitkering bedraagt niet minder dan 75% van de hoge pensioenuitkering.

Verdere flexibilisering Dit heeft de discussie om flexibilisering echter niet verstomd. Door gewijzigde maatschappelijke opvattingen bleef de roep om een nog grotere flexibilisering van het pensioen bestaan. Schrijvers betoogden bijv. een nog grotere flexibilisering. Dit alles ingegeven door het feit dat mensen in de beginjaren van hun pensionering nog vitaal en ondernemend zijn om bijv. een reis te maken die zij altijd al hebben willen maken of een camper te kopen om door heel Europa te reizen. Voor een dergelijk levenspatroon is een hoger bestedingspatroon gewenst dan in de latere levensfase waar de geraniums opdoemen.

Wetsvoorstel

De regering heeft dit onderkend en op 3 september 2020 een wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ ingediend ( tk 2019-2020 35555 nr. 2 ). Met dit wetsvoorstel introduceert de regering de mogelijkheid om bij aanvang van de pensionering maximaal 10% van het pensioen in één keer belast te genieten. Voorwaarden voor de regeling zijn de hiernavolgende.

• Er is sprake van een geoorloofde afkoop van pensioen. De afkoop mag maximaal 10% van de opgebouwde pensioenaanspraken bedragen. Bij kapitaal- en premieovereenkomsten gaat het om maximaal 10% van het kapitaal dat bestemd is voor het ouderdomspensioen.
• Bij voltijdpensionering moet de afkoop plaatsvinden op pensioeningangsdatum. Bij deeltijdpensionering wordt de afkoopruimte naar rato bepaald. Een pensioenuitvoerder kan zelf de volgorde van keuzemogelijkheden voorschrijven. Gedeeltelijke afkoop is dus mogelijk voor of na het eventueel toepassen van andere keuzemogelijkheden, zoals uitruil.
• Er mag niet tegelijk gebruik worden gemaakt van de zogenaamde ‘hoog-laagconstructie’. Dit houdt in dat als er wordt gekozen voor een hogere pensioenuitkering tijdens de eerste jaren van pensionering, er geen combinatie met de eenmalige uitkering mogelijk is.
• Na afkoop moet de pensioenuitkering boven de afkoopgrens blijven liggen, behalve bij de netto lijfrente. De afkoopgrens is voor 2020 vastgesteld op € 497,27 bruto per jaar.
• Er is toestemming nodig van de partner als gebruikmaking van het recht op een bedrag ineens leidt tot een verlaging van het partnerpensioen. Dit is het geval als de hoogte van het partnerpensioen is afgeleid van de hoogte van het ouderdomspensioen.
• Pensioenfondsen hoeven bij het berekenen van de hoogte van de eenmalige uitkering geen rekening te houden met het uitdelen van positieve of negatieve buffers.

Weerstand

Bij de behandeling van het wetsvoorstel is gebleken dat er in de Tweede Kamer aanzienlijke weerstand is tegen het wetsvoorstel. In de Nota naar aanleiding van het verslag komt naar voren dat er weerstand is tegen het feit dat er 10% pensioen wordt gereserveerd welke niet als pensioen wordt gebruikt. Waarom wordt er dan niet 10% minder pensioen gespaard? Deze stelling miskent echter het feit hoe pensionering tegenwoordig wordt ervaren. Naast de zekerheid van het hebben van een ‘gegarandeerd inkomen’ is pensioen ook ‘het nog leuke dingen doen nu het nog kan’. Een kleine uitkering ineens kan precies die stap zijn om de langverwachte camper aan te schaffen en nog wat van de wereld te zien na het werkzame leven. Daarnaast is de regeling vrijblijvend. Er hoeft geen gebruik van gemaakt te worden.

bz-advies

De RVU-heffing wordt in dit wetsvoorstel versoepeld door een bedrag tijdelijk vrij te stellen van heffing. Deze versoepeling eindigt in 2025.