Mag steigerrecht niet worden geweigerd?

Noodzakelijk onderhoud. Henk heeft een opslagloods die tegen de erfgrens aanligt van het perceel van zijn buurman Piet. Tegen de muur van de loods heeft Piet kunststof kozijnen opgeslagen. Henk wil onderhoud plegen aan de loods. Het metselwerk moet worden hersteld, de gevels moeten worden geïmpregneerd en de dakplaten moeten worden vervangen. Om het werk te kunnen uitvoeren moet tegen de zijgevel op de grond van Piet een steiger worden gebouwd.

Verzoek om toegang

Henk heeft Piet per e-mail op de hoogte gesteld. Hij vraagt hem om zes weken toegang tot zijn grond te verlenen. Ook verzoekt hij Piet om een strook grond van twee meter langs de loods vrij te maken, zodat hierop de steiger kan worden gebouwd. Henk biedt aan om de bokken met kunststof kozijnen zelf te verplaatsen. Ook wil hij € 350 schadeloosstelling betalen.

Toestemming geweigerd. Piet geeft geen toestemming. Hij vreest dat de buitenmuur van de loods door uitvoering van het metselwerk dikker zal worden en daardoor op zijn grond komt te staan. Het verplaatsen van de kozijnen wil hij niet door Henk laten doen. Dat moet met een kraan gebeuren. De schadeloosstelling van € 350 is ruimschoots onvoldoende. Hij wil € 2.000 hebben. Ook eist hij dat Henk zich garant stelt als er tijdens de uitvoering van het werk bouwmaterialen worden gestolen, want door openstelling wordt zijn terrein voor iedereen vrij toegankelijk.

Wat zegt de wet?

De eigenaar van een onroerende zaak (Henk) mag gebruikmaken van de grond van zijn buurman (Piet) als dit noodzakelijk is voor het verrichten van noodzakelijk onderhoudswerk. Dit wordt ook wel het steigerrecht genoemd (art. 5:56 BW) . De eigenaar van de onroerende zaak moet zijn buurman tijdig en op behoorlijke wijze hiervan in kennis stellen. Als de buurman door uitoefening van het steigerrecht schade leidt, heeft hij recht op schadevergoeding. De buurman mag toegang tot zijn grond om ‘gewichtige redenen’ weigeren. Wat die gewichtige redenen zijn, hangt af van de omstandigheden van elk geval.

Geen dikkere muur. Dat de buitenmuur van de loods door uitvoering van het onderhoudswerk breder zal worden, zoals Piet stelt, blijkt nergens uit. De zijgevel zal aan de buitenkant slechts worden geïmpregneerd en gerepareerd. De overige onderhoudswerken zullen aan de binnenzijde van de gevel worden uitgevoerd. Er is geen reden om aan te nemen dat de gevel na voltooiing van het werk gedeeltelijk op de grond van Piet komt te staan.

Geen hogere schadevergoeding. De gevraagde schadeloosstelling van € 2.000 is door Piet niet onderbouwd en lijkt de rechter aan de hoge kant. Als hij de kozijnen zelf wil verplaatsen, staat hem dat vrij, maar dat leidt niet tot een hogere schadevergoeding. Ook is het niet aannemelijk dat door uitoefening van het steigerrecht de kans op diefstal toeneemt. Alleen bij het op- en afbreken van de steiger wordt de toegang tot de openbare weg geopend. Daar is Henk bij aanwezig. Tijdens het werk zal de aannemer via het perceel van Henk de steiger betreden.

Hoe oordeelt de rechter? Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2021:1017) oordeelt dat Piet zes weken toegang tot zijn terrein moet verlenen. Hij heeft recht op € 350 schadeloosstelling, maar daar kan hij de proceskosten van € 1.438 niet van betalen!