FOUTENLEER - 29.04.2021

Streven naar balanscontinuïteit is niet meer van deze tijd

In het eerste kwartaal van 2021 verschenen twee uitspraken waarin belanghebbenden met succes een beroep deden op de foutenleer. Merkwaardig als men bedenkt dat de foutenleer gebaseerd is op de verplichte vermogensvergelijking uit het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941.

Recente uitspraken foutenleer In twee recente uitspraken is het beroep op de foutenleer door de rechtbanken zonder nadere onderbouwing gehonoreerd. Het betreft de uitspraken van Rechtbank Gelderland (ecli:nl:rbgel:2021:178) en Rechtbank Noord-Nederland (ecli:nl:rbnne:2021:986) . Er lijkt met de beslissingen niets mis te zijn, tot men bedenkt dat de foutenleer is gebaseerd op de verplichte vermogensvergelijking uit het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941.

Verplichte balanscontinuïteit

De foutenleer vindt zijn oorsprong in het Hoge Raadarrest van 22 oktober 1952 (B 9293). In beginsel is de balanscontinuïteit het uitgangspunt. Deze balanscontinuïteit is noodzakelijk om te voorkomen dat een deel van de winst ofwel onbelast blijft ofwel dubbel wordt belast. Onbelast blijft de winst als het beginvermogen hoger is dan het eindvermogen van het jaar daarvoor. Dubbele belastingheffing doet zich voor als het beginvermogen lager is dan het vermogen van het voorgaande jaar. Als de Belastingdienst nog kan navorderen, dan is een inbreuk op de balanscontinuïteit gerechtvaardigd als in een bepaald jaar een fout is gemaakt. Uitgangspunt is dat de winst over een bepaald jaar zo veel mogelijk op grond van de juiste voor dat jaar ten dienste staande gegevens moet worden berekend. Als navordering niet meer mogelijk is, dan is de balanscontinuïteit weer uitgangspunt. Toegestaan is dan om in het oudste nog openstaande jaar de correctie door te voeren, zodat in dat jaar de waardesprong in het vermogen tot belastingheffing leidt. In omgekeerde richting, de Belastingdienst heeft een winstbestanddeel ten onrechte in de heffing betrokken, is de foutenleer ook van toepassing, zoals in de hiervoor genoemde uitspraken van Rechtbank Gelderland en Rechtbank Noord-Nederland.

Afschaffing verplichte vermogensvergelijking Aan de foutenleer ligt de verplichte vermogensvergelijking uit het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 ten grondslag en de daarvoor noodzakelijke balanscontinuïteit. Deze verplichting om de fiscale winst door middel van vermogensvergelijking te bepalen, geldt sinds de invoering van de Wet IB 1964 niet meer. In het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 gold nog steeds goed koopmansgebruik. Echter door de verplichte vermogensvergelijking werd de jaarlijkse winstberekening volgens de memorie van toelichting bij de Wet IB 1964 (tk 1958-1959, 5380, nr. 3, p. 21) wel aan banden gelegd. De ondernemer kon bijv. geen reserves vormen, zoals de kostenegalisatiereserve of de reserve assurantie eigen risico. Daarom is er overgegaan op een stelsel van dubbel boekhouden en is de verplichte vermogensvergelijking afgeschaft.

Beschrijving dubbel boekhouden Aan Wikipedia ‘vermogensvergelijking’, geraadpleegd 2 april 2021, wordt het volgende ontleend. “Deze methode (de vermogensvergelijking) is zeer kort en eenvoudig en onderscheidt zich van het dubbel boekhouden. Bij dubbel boekhouden wordt gewerkt met een balans en winst-en-verliesrekening waarbij alle bedrijfsgebonden veranderingen in het eigen vermogen apart worden geadministreerd. De vermogensvergelijking vervangt dit dubbel boekhouden echter niet. De uitkomsten van de vermogensvergelijking en de fiscale winst- en verliesrekening zijn hetzelfde. Aldus is de vermogensvergelijking een belangrijk controlemiddel.” De fiscale jaarwinst is de jaaromzet verminderd met de aan die omzet toerekenbare kosten. De aansluiting van het beginvermogen op de balans met het eindvermogen van het voorgaande jaar (balanscontinuïteit) is niet meer relevant om de jaarwinst correct vast te stellen.

bz-advies

De wetgever heeft bij de invoering van de Wet IB 1964 er bewust voor gekozen de verplichte vermogensvergelijking af te schaffen. Zo heeft de ondernemer meer mogelijkheden om tijdens het bestaan van zijn onderneming reserves te vormen. Dat is beter voor de continuïteit van de onderneming.

Toepassing van de foutenleer lijkt aanvechtbaar bij het alsnog belasten van een vermogensbestanddeel nadat de navorderingstermijn is verstreken. In uw bezwaar tegen toepassing van de foutenleer kunt u erop wijzen dat de wetgever de vermogensvergelijking en daarmee de balanscontinuiteit heeft losgelaten.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01