HUWELIJKSE VOORWAARDEN - 15.12.2022

Een voor het huwelijk overeengekomen nihilbeding over partneralimentatie is nietig, oordeelt de Hoge Raad nu

Bij overeenkomst kunnen echtgenoten afspraken maken over de hoogte van de partneralimentatie. Ook kunnen ze vastleggen dat er geen enkel recht op partneralimentatie zal ontstaan. Wat zegt de wet en wat heeft de Hoge Raad nu beslist?

Nihilbeding

Voorwaarden voor het huwelijk met nihilbeding. Jan en Thea zijn getrouwd op huwelijkse voorwaarden. In de voorwaarden die voor het huwelijk zijn opgesteld, is een ‘nihilbeding’ opgenomen. Op basis daarvan zijn de echtgenoten overeengekomen dat er geen plicht tot betaling van partneralimentatie kan ontstaan na het beëindigen van het huwelijk.

Verzoek ingediend bij de rechter. Als Thea bij de rechtbank de procedure tot echtscheiding start, verzoekt ze de rechter om te bepalen dat Jan gaat bijdragen in de kosten van haar levensonderhoud. Jan verzet zich tegen het betalen van partneralimentatie door te verwijzen naar het nihilbeding zoals ze dat in de huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen.

Algemene regel volgens de wet

De wet zegt dat overeenkomsten waarbij er van het volgens de wet verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien, nietig zijn (art. 1:400 lid 2 BW) . Dat geldt voor alle gevallen waarbij een persoon wordt verplicht om bij te dragen aan de kosten tot levensonderhoud voor andere personen.

Uitzondering. Deze algemene regel geldt echter niet voor afspraken tussen echtgenoten over partneralimentatie. Daarover zegt de wet dat voor of na de beschikking tot echtscheiding de echtgenoten bij overeenkomst kunnen bepalen of, en zo ja tot welk bedrag, na de echtscheiding de ene echtgenoot tegenover de andere echtgenoot tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden (art. 1:158 BW) . Op basis van deze wettelijke bepaling is het voor echtgenoten dus toegestaan om in een overeenkomst het nihilbeding vast te leggen, zodat er voor geen van hen een verplichting tot betalen van partneralimentatie ontstaat.

Uitsluitend in geval van voorgenomen echtscheiding. Jan denkt daarmee het pleit te hebben gewonnen, maar niets is minder waar. De rechter heeft namelijk al eerder bepaald dat de wettelijke uitzonderingsregel van artikel 1:158 van het Burgerlijk Wetboek alleen geldt voor overeenkomsten die door echtgenoten zijn aangegaan tijdens hun huwelijk, met het oog op een voorgenomen echtscheiding (ECLI:NL:HR:1980:AB7449 en ECLI:NL:HR:1996:ZC1959) . Daaruit volgt dat een voor het huwelijk aangegane overeenkomst over het al dan niet bijdragen aan de kosten voor levensonderhoud nietig is.

Hoe oordeelt de Hoge Raad nu?

De rechter (ECLI:NL:HR:2022:1724) stelt vast dat de wettelijke uitzonderingsregel van artikel 1:158 van het Burgerlijk Wetboek niet geldt voor het nihilbeding zoals dat door Jan en Thea is vastgelegd, omdat dit beding niet is overeengekomen met het oog op een voorgenomen echtscheiding. Dat betekent dat het beding op grond van artikel 1:400 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek nietig is. Overigens hoeft Jan van de rechter toch geen partneralimentatie te betalen, omdat hij over onvoldoende draagkracht beschikt.

Afspraken die zijn vastgelegd in een akte van huwelijkse voorwaarden die voor het huwelijk zijn opgesteld, zijn nietig. Wel kunnen er nieuwe afspraken worden opgenomen in een akte van (wijziging van) huwelijkse voorwaarden die wordt opgesteld met het oog op een naderende echtscheiding.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01