BEDRIJFSOPVOLGING - 06.05.2025

Afsplitsing en bedrijfsopvolging: actie vereist!

Als een dga bij een bedrijfsopvolging aandelen van zijn holding wil schenken, is het vaak wenselijk om voor de schenking de holding juridisch te splitsen. Per 1 juli 2025 is dan mogelijk overdrachtsbelasting verschuldigd.

Bedrijfsopvolging

Schenkt een dga in het kader van een bedrijfsopvolging de aandelen van zijn BV aan zijn kind, dan is onder voorwaarden de doorschuifregeling voor aanmerkelijkbelangaandelen (DSR ab) en de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet 1956 van toepassing. Aangezien in de houdstervennootschap vaak ook niet-bedrijfsgebonden vermogensbestanddelen zitten, is het vaak wenselijk dat voorafgaande aan de schenking een juridische afsplitsing van de houdstervennootschap plaatsvindt. Met ingang van 1 juli 2025 kan de daaropvolgende bedrijfsopvolging dan mogelijk niet meer zonder gevolgen voor de overdrachtsbelasting.

Voorbeeld

Vader is voor 100% aandeelhouder van een houdstervennootschap. Tot het vermogen van deze vennootschap behoort een 100%-deelneming in de werkmaatschappij, alsmede een bedrijfspand dat aan de werkmaatschappij wordt verhuurd. In de houdstervennootschap zitten tevens beleggingen en een lijfrenteverplichting. Vader wil de onderneming inclusief het bedrijfspand schenken aan zijn dochter. De beleggingen en de lijfrenteverplichting moeten echter bij vader achterblijven. De vermogensbestanddelen kwalificeren ook niet voor de DSR ab en de BOR. Om dit doel te bereiken wordt de deelneming en het bedrijfspand juridisch afgesplitst naar een nieuw opgerichte houdstervennootschap. Vervolgens is het de bedoeling dat vader de aandelen in de nieuwe houdstervennootschap schenkt aan zijn dochter.

Huidige splitsingsfaciliteiten

De juridische afsplitsing van de houdstervennootschap heeft naar de hoofdregel tot gevolg dat vader over een deel van de aanmerkelijkbelangclaim moet afrekenen, vennootschapsbelasting is verschuldigd over de meerwaarden in het pand en de verkrijgende vennootschap overdrachtsbelasting is verschuldigd ter zake van de verkrijging van het pand.

Splitsingsvrijstelling Onder voorwaarden is echter een beroep mogelijk op de zogenoemde ‘splitsingsvrijstelling’ in de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en overdrachtsbelasting. De afsplitsing kan dan zonder belastingheffing plaatsvinden. Deze splitsingsfaciliteiten kan de inspecteur weigeren indien er sprake is van ontgaan of uitstellen van belastingheffing. De wetgever heeft voor de splitsingsfaciliteiten in de inkomsten- en vennootschapsbelasting aangegeven dat van ontgaan of uitstellen van belastingheffing geen sprake is indien de afsplitsing plaatsvindt met het oog op een reële bedrijfsopvolging. De staatssecretaris heeft inmiddels aangegeven dat hetzelfde geldt voor de splitsingsfaciliteit in de overdrachtsbelasting. Aangezien afsplitsing in het gegeven voorbeeld plaatsvindt met het oog op een reële bedrijfsopvolging ,kan deze dus tot 1 juli 2025 voor de toepassing van de inkomsten-, vennootschaps- en overdrachtsbelasting ‘geruisloos’ plaatsvinden.

Splitsingsfaciliteit WBR vanaf 1 juli 2025

Vanaf 1 juli 2025 wordt de splitsingsfaciliteit in de overdrachtsbelasting aangescherpt. De voorwaarde dat de Belastingdienst de vrijstelling kan weigeren in geval van ontgaan of uitstellen van overdrachtsbelasting, komt te vervallen. In plaats daarvan komt een ondernemings-, voortzettings- en aanhoudingseis.

Ondernemingseis De ondernemingseis houdt in dat voor toepassing van de vrijstelling de vennootschap, naast uiteraard onroerende zaken, tevens een onderneming verkrijgt. De vrijstelling geldt dus uitsluitend voor ondernemingsgebonden onroerende zaken en dus niet voor beleggingsvastgoed.

Voortzettingseis De verkrijgende vennootschap moet de onderneming drie jaar in zijn geheel voortzetten.

Aanhoudingseis De aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon moeten onmiddellijk of middellijk een zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht gelijkwaardig belang krijgen in de verkrijgende rechtspersoon (een soortgelijk belang). De aandelen moeten de aandeelhouders bovendien ten minste drie jaar in bezit houden.

Afsplitsing vanwege bedrijfsopvolging

In het voorbeeld verwerft de verkrijgende vennootschap geen onderneming, maar een deelneming in de werkmaatschappij. Het is daarmee nog maar de vraag of er aan de ondernemingseis is voldaan. Nog afgezien daarvan is er zonder meer niet aan de aanhoudingseis voldaan. Vader mag op grond van deze voorwaarde de aandelen in de verkrijgende houdstervennootschap gedurende drie jaar niet vervreemden. Het is echter de bedoeling dat vader direct na de afsplitsing de aandelen in de verkrijgende vennootschap schenkt. De nieuwe splitsingsvrijstelling belet dus een gefacilieerde splitsing met het oog op een reële bedrijfsopvolging. Tot dusver is de staatssecretaris niet bereid gebleken om hiervoor een tegemoetkoming te verlenen.

Alternatief Een alternatief zou kunnen zijn om niet het vastgoed en de deelneming af te splitsen, maar de beleggingen en de lijfrente. Voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting vindt de afsplitsing plaats met het oog op een reële bedrijfsopvolging en deze is dus gefacilieerd. Van een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting is dan geen sprake, eenvoudigweg omdat het vastgoed bij de ‘oude’ holding achterblijft tezamen met de deelneming in de werkmaatschappij. Vervolgens kan vader de aandelen in de oude houdstervennootschap schenken. Let op.  Het afsplitsen van de lijfrente is in beginsel niet mogelijk indien het een fiscaal gefacilieerde stakingslijfrente is. Er is dan namelijk sprake van een verboden (belaste) afkoop van de stakingslijfrente.

bz-advies

Om te voorkomen dat een afsplitsing met het oog op een bedrijfsopvolging leidt tot heffing van overdrachtsbelasting, is actie vereist. Een mogelijkheid is om de afsplitsing van de houdstervennootschap met de deelneming en het bedrijfspand voor 1 juli 2025 te realiseren. Tot deze datum geldt namelijk de ruime(re) splitsing in de overdrachtsbelasting. De aandelen zelf kunnen desgewenst ook na 1 juli 2025 worden geschonken. Een ander alternatief is het omzetten van de tweetrapsholdingstructuur naar een drietrapsholdingstructuur. Dit kan door de houdstervennootschap de deelneming en het bedrijfspand te laten afsplitsen naar een nieuwe (tussen)houdstervennootschap. Indien daarna de afsplitsing van de houdstervennootschap plaatsvindt, verkrijgt de nieuwe houdstervennootschap een deelneming in de tussenhoudstervennootschap. Dit is geen belaste verkrijging voor de overdrachtsbelasting. De drietrapsholdingstructuur zal dan wel voor 1 juli 2025 opgezet moeten zijn, want anders geldt er alsnog de aanhoudingseis van drie jaar. Deze optie zal vooral aantrekkelijk kunnen zijn indien de schenking op wat langere termijn zal plaatsvinden, maar naar verwachting wel binnen drie jaar en/of indien het tevens wenselijk is om de ondernemingsstructuur te optimaliseren. Een drietrapsholdingstructuur heeft namelijk de nodige voordelen.

Vanaf 1 juli 2025 wordt de splitsingsvrijstelling van de overdrachtsbelasting aangescherpt. In geval van een tweetrapsholdingstructuur is dan mogelijk overdrachtsbelasting verschuldigd bij een bedrijfsopvolging. Er zijn diverse mogelijkheden waarbij er geen overdrachtsbelasting is verschuldigd. Onmiddellijke actie is wel vereist!

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01