‘Wet excessief lenen’, verbonden personen
Familie Verbonden personen zijn de bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de ab-houder of diens partner. In de praktijk zal het daarbij vooral gaan om de kinderen van de dga.
Maximumbedrag
Een verbonden persoon kan - net als de ab-houder - maximaal € 500.000 lenen van de vennootschap. Daarnaast geldt de uitzondering voor eigenwoningleningen (art. 3:119a wet ib 2001) ook voor verbonden personen. De leeftijd van de verbonden persoon is niet relevant. Zowel de minderjarige als meerderjarige kinderen van de dga kunnen dus verbonden personen zijn.
Toerekening surplus aan ab-houder
Leent een verbonden persoon meer dan € 500.000 van de vennootschap, dan wordt het bovenmatige deel toegerekend aan de ab-houder. Leidt dat bij de ab-houder tot een positief fictief regulier voordeel (box 2)? Zo ja, dan hangt de omvang van dit voordeel af van de omvang van de toerekening en de omvang van de eigen schulden van de ab-houder aan de vennootschap?
Voorbeeld kinderen lenen van BV
Een dga heeft € 400.000 geleend van zijn vennootschap. Daarnaast heeft de vennootschap aan ieder van de drie kinderen van de dga € 800.000 geleend. Ieder kind heeft recht op het maximumbedrag van € 500.000. Dat betekent dat ieder kind € 300.000 bovenmatig heeft geleend. In totaal wordt daarom € 900.000 (3 x € 300.000) bovenmatige schuld toegerekend aan de dga. De totale schuldensom van de dga komt daarmee op € 1.300.000 (€ 400.000 + € 900.000). Hiervan is € 800.000 belast bij de dga als positief fictief regulier voordeel.
Indirecte terbeschikkingstelling
Om te voorkomen dat ab-houders juridische constructies gaan opzetten, enkel om onder de ‘Wet excessief lenen’ uit te komen, is in het wetsvoorstel opgenomen dat onder lenen niet alleen het direct lenen valt, maar ook het indirect, rechtens dan wel in feite lenen van de eigen BV. De bewijslast dat daarvan sprake is, rust op de inspecteur.
Voorbeeld constructie
Een dga heeft € 500.000 geleend van zijn vennootschap. De vennootschap leent vervolgens € 300.000 uit aan de dochter van de dga. De dochter leent het geld vervolgens weer door aan de dga.
Niet de dga, maar de dochter van de dga leent de € 300.000 van de vennootschap. Uitgangspunt is dan dat de € 300.000 bij de dochter in aanmerking wordt genomen. De dochter heeft een eigen maximumbedrag van € 500.000. Er vindt dus geen heffing plaats.
Constructie Is hier echter sprake van een ‘opzetje’ om onder de ‘Wet excessief lenen’ uit te komen, dan is de uitkomst anders. Dan is er sprake van ‘indirect lenen’ door de dga van zijn vennootschap. De dga heeft dan in totaal € 800.000 geleend. Hiervan wordt € 300.000 bij hem als positief fictief regulier voordeel in de ab-heffing betrokken. De wet regelt in dit geval dat de schuld niet meer aan de dochter toegerekend hoeft te worden.
Verbonden persoon wordt ab-houder
Heeft de verbonden persoon geleend van de vennootschap en krijgt hij daarna een ab-positie in de vennootschap, dan wordt vanaf dat moment de schuld en een eventueel positief fictief regulier voordeel bij hem in de heffing betrokken.
Voorbeeld kind is aandeelhouder
Zie voorbeeld kinderen lenen van BV. Ieder kind krijgt één aandeel in de vennootschap. Met één aandeel worden de kinderen een zogenoemde ‘meetrek-ab-houder’. Het wetsvoorstel ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootchap’ is ook op de meetrek-ab-houder van toepassing. Vanaf de eerste peildatum, 31 december in het jaar waarin er sprake is van een meetrek-ab-houder, wordt het bovenmatige deel van de schuld dus bij ieder kind afzonderlijk in de heffing betrokken. Ieder kind wordt voor een positief fictief regulier voordeel van € 300.000 belast.
Omdat de dga het bovenmatige deel van de schuld van de kinderen niet meer krijgt toegerekend, ziet de dga zijn schuldensom met € 900.000 dalen. Voor € 800.000 mag hij dan een negatief fictief regulier voordeel in aanmerking nemen. Dit is het bedrag dat eerder bij hem als positief fictief regulier voordeel was belast. Dit negatieve voordeel kan hij één jaar terugwentelen (carry back) en zes jaar vooruit (carry forward).
bz-advies
Wordt er aan een dga een schuld van een verbonden persoon toegerekend, dan mag hij, zodra de schuld niet meer aan de dga wordt toegerekend omdat er geen sprake meer is van verbondenheid, een negatief fictief regulier voordeel over deze schuld in aanmerking nemen. Dit kan hij vervolgens verrekenen.