Geen gelijke belangen bij recht van weg
Recht van weg. Op het perceel van Jan is een erfdienstbaarheid gevestigd. Op basis daarvan heeft buurman Piet een ‘recht van weg’ om gebruik te maken van een grindweg die over de grond van Jan loopt. Het pand van Piet is anders niet via de openbare weg te bereiken. De grindweg ligt aan de westkant op het perceel van Jan en eindigt precies bij de garage van Piet. Daarnaast heeft Piet op zijn eigen grond nog een verbreding waarop hij met auto’s kan keren en parkeren.
Grindweg verleggen
De situatie wijzigen. Jan wil een nieuwe garage bouwen. Dus stelt hij voor om de grindweg te verleggen naar de oostkant van zijn perceel. Dan heeft Piet nog steeds de mogelijkheid om vanaf de openbare weg bij zijn pand te komen. En Jan kan zijn nieuwe garage realiseren.
Niet akkoord. Piet ziet de nieuwe plannen niet zitten. Want als hij via een grindweg aan de oostkant bij zijn garage moet komen, moet hij twee scherpe bochten maken. Ook verliest hij daardoor zijn parkeerplaatsen en een deel van zijn voortuin. En ten slotte wordt voor hem de toegang tot de openbare weg een het een stuk lastiger.
Wiens belang is groter? Volgens Jan maakt Piet nooit gebruik van zijn voortuin. Dus als die wat kleiner wordt, scheelt hem dat alleen maar in onderhoud. Ook wordt de garage niet gebruikt voor het parkeren van auto’s. Het belang van Jan bij het realiseren van een nieuwe garage is dan ook een stuk groter dan het belang van Piet bij het handhaven van de bestaande situatie.
Afweging belangen. De wet zegt dat Jan als eigenaar van ‘het dienende erf’ het recht heeft om voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid door Piet een andere weg aan te wijzen. Die verplaatsing mag niet leiden tot vermindering van het genot voor de eigenaar van ‘het heersende erf’ (Piet). De belangen van de beide eigenaren bij de wijziging van de erfdienstbaarheid moeten tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het belang van de eigenaar van het heersende erf (Piet) zwaarder weegt dan het belang van de eigenaar van het dienende erf (Jan). Dat ligt n. al besloten in het bestaan van de erfdienstbaarheid.
Vermindering woongenot
Oordeel rechter. Als de rechter Hof Amsterdam, 22.07.2014, (GHAMS:2014:2994), de situatie ter plekke gaat bekijken, stelt hij vast dat op basis van de bestaande erfdienstbaarheid het in- en uitrijden voor Piet gemakkelijk gaat. Er kunnen twee auto’s worden geparkeerd die zonder elkaar te hinderen weer kunnen wegrijden. Dat wordt anders als de weg wordt verplaatst, want dan is de garage een stuk moeilijker bereikbaar. Twee scherpe bochten zijn dan onvermijdelijk en ook moet er in de voortuin een plek worden aangelegd om te keren.
Dat alles leidt tot een vermindering van het woongenot van Piet. Het argument dat Piet de garage niet gebruikt voor zijn auto’s, doet daar niets aan af. Ook de beperking van die mogelijkheid in de toekomst leidt tot verminderd woongenot. De rechter oordeelt dus dat het belang van Piet bij handhaving van de bestaande situatie beduidend zwaarder weegt dan het belang van Jan bij de bouw van een garage. Dus stelt hij Jan in het ongelijk. Hij moet € 1.193,- proceskosten betalen.