DIRECTEUR-GROOTAANDEELHOUDER - 15.02.2021

Financiële herstructurering in BV’s, aftrekbare afwaardering?

Een aandeelhouder dacht er goed aan te doen om orde te scheppen in de chaos aan leningen in ‘zijn’ groep van BV’s. Het liep slecht af en hij wilde het geleden verlies op zijn inkomen in mindering brengen. Hoe ziet de Hoge Raad dit?

Verliesfinanciering

Holdingstructuur. De heer X was aandeelhouder van een holding-BV. Deze holding op haar beurt was eigenaar van een tussenholding, die op haar beurt weer eigenaar was van verschillende werkmaatschappijen, waaronder F BV. Deze BV was een ‘bleeder’ en moest in de benen worden gehouden door leningen van haar (groot)moeder- en zustervennootschappen. Dat geld hadden deze vennootschappen niet, maar ze konden het weer lenen van de heer X privé.

Financiële herstructurering

Schuldverhoudingen. U begrijpt het al: de zaken binnen het concern liepen niet geweldig goed. Om orde in de chaos te scheppen werd er een financiële herstructurering doorgevoerd in de schuldverhoudingen. Alle vorderingen op F BV werden door de concernvennootschappen geruild met de heer X. In ruil daarvoor ging er een streep door de leningen van de heer X aan deze concernvennootschappen. Lekker overzichtelijk zou men zeggen: er was nog één schuldeiser (de heer X) en één schuldenaar (F BV). De totale schuld bedroeg na deze operatie € 560.000, waar nog een bedrag van € 20.000 rente op werd bijgeboekt.

Vordering afgewaardeerd, aftrekpost?

Onzakelijk en dus niet aftrekbaar? Toen F BV vervolgens failliet ging, kon de heer X naar zijn centen fluiten. Hij waardeerde zijn vordering dan ook af tot op nihil. Omdat de lening van een kleine zes ton onder het terbeschikkingstellingregime (tbs-regeling) viel, vond de heer X dat dit verlies aftrekbaar was (van het resultaat uit overige werkzaamheden in box 1). De Belastingdienst en Hof Den Haag vonden dat onjuist. De leningen van de heer X aan F BV waren naar hun mening onzakelijk en dus niet aftrekbaar.

Debiteursvervanging. Men ging er daarbij van uit dat er sprake was van ‘debiteursvervanging’. Met andere woorden: de heer X had eerst geld te goed van niet-failliete vennootschappen en ruilde deze vorderingen in voor een vordering op een BV die later failliet ging. Wie zo handelt, handelt volgens de Belastingdienst en het hof onzakelijk en dat was de reden dat het afwaarderingsverlies onzakelijk en dus niet aftrekbaar was.

Hoge Raad

Hoe ziet de Hoge Raad dat anders? De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1856) zag dat echter anders. Als de heer X een onvolwaardige vordering ruilde voor een andere onvolwaardige vordering (dat de vordering op F BV onvolwaardig was, is helder, maar wellicht waren de vorderingen op andere vennootschappen van de groep dat ook), kan niet worden gezegd dat het vermogensverlies dat bij die gelegenheid voor de heer X ontstond, werd veroorzaakt door de aanvaarding van een onzakelijk debiteurenrisico. Dat debiteurenrisico had hij al veel eerder genomen, namelijk op het moment van het verstrekken van gelden aan de betreffende vennootschappen. Toen was wellicht alles fiscaal bezien nog koek en ei.

Feitelijk onderzoeken. De Hoge Raad verwees deze zaak dus naar een ander hof, dat feitelijk moet beoordelen (onderzoeken) of de heer X een onvolwaardige vordering op F BV had verkregen in ruil voor volwaardige dan wel onvolwaardige vorderingen op de andere concernvennootschappen. Enkel in dat laatste geval zou er sprake kunnen zijn van een aftrekbaar verlies.

Bewaak en regel dat verliesfinanciering door de dga vanuit privé fiscaal goed gaat. Dat speelt als een onvolwaardige vordering is verkregen in ruil voor volwaardige, dan wel onvolwaardige vorderingen op de andere concernvennootschappen. Enkel in dat laatste geval zou er sprake kunnen zijn van een aftrekbaar verlies, vindt de Hoge Raad.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01