HUWELIJK EN PARTNERSCHAP - 10.11.2021

Vergoedingsrecht samenwoners goed geregeld

Als een samenwonende partner investeert in de woning van de andere partner, waar heeft hij/zij dan recht op? Het is zaak om rekening te houden met de waardestijging. Een samenlevingscontract biedt hier goede regelmogelijkheden.

Voor echtgenoten duidelijk

Als een echtgenoot vanuit diens privévermogen investeert in een goed dat toebehoort aan de andere echtgenoot, heeft deze echtgenoot recht op een vergoeding (art. 1:87 lid 1 BW) . Bij het vaststellen van deze vergoeding wordt sinds 1 januari 2021 rekening gehouden met de waardestijging of -daling van het goed (art. 1:87 lid 2 BW) . Dat wordt de beleggingsleer genoemd. Bij huwelijkse voorwaarden kan van deze regels worden afgeweken (art. 1:87 lid 4 BW) . Daarin kan worden afgesproken dat alleen het nominale bedrag wordt vergoed zonder dat er met de waardeontwikkeling rekening wordt gehouden (nominaliteitsleer).

Geldt niet voor samenwoners. Voor een samenwoner die investeert in een goed dat eigendom is van de andere partner, gelden er geen speciale regels. De rechter heeft al eerder bepaald dat de regels zoals deze gelden voor echtgenoten, niet gelden voor samenwoners (ECLI:NL:HR:2019:707) .

Algemene wettelijke regels

Wordt er geen samenlevingscontract (of geldleningsovereenkomst) opgesteld, dan moet er worden gekeken naar algemene wettelijke bepalingen zoals die gelden voor vergoedingsrechten. De partner die in het goed van de andere partner heeft geïnvesteerd, moet dan aantonen dat er sprake is van onverschuldigde betaling (art. 6:203 lid 1 BW) of ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW) .

Uitgangspunt. Wordt er een vergoeding vastgesteld, dan geldt dat voor het nominale bedrag (art. 6:203 lid 2 BW) . Met de waardeontwikkeling wordt geen rekening gehouden. Mocht dit leiden tot buitensporige verschillen, dan kan er een beroep worden gedaan op de redelijkheid en billijkheid (art. 6 lid 2 BW) .

Regelen in samenlevingscontract

Voor samenwoners is het beter om goede afspraken te maken in een samenlevingscontract. Dan hoeft er geen beroep te worden gedaan op algemene wettelijke bepalingen. In het samenlevingscontract kan duidelijk worden vastgelegd welk bedrag door de ene partner in de woning van de andere partner is geïnvesteerd en welk vergoedingsrecht daar tegenover staat. Daarbij kan er worden gekozen voor de nominaliteitsleer, maar het is toegestaan om de beleggingsleer van toepassing te verklaren. In dat geval deelt de partner die het bedrag ter beschikking heeft gesteld, mee in de waardestijging (of -daling) van de woning.

Opletten met verjaring

Met name moet er worden gekeken naar de verjaringstermijn die geldt voor de vordering tot betaling van de vergoeding. Voor echtgenoten geldt daarvoor een verjaringstermijn van zes maanden na ontbinding van het huwelijk (art. 3:320 BW) . Voor ongehuwde samenwoners geldt er een verjaringstermijn van vijf jaar (art. 3:307 lid 1 BW) , maar deze verjaringstermijn begint meteen te lopen. Dat kan betekenen dat de vordering nog tijdens de samenwoning verjaart. In een samenlevingscontract kan er worden afgesproken dat de vordering pas opeisbaar wordt na beëindiging van de samenwoning of na verkoop van de woning. De verjaringstermijn van vijf jaar begint dan pas vanaf dat moment te lopen!

Voor samenwoners gelden er geen speciale wettelijke regels voor terugbetaling van wat er in de woning van de ander is geïnvesteerd. Het is raadzaam om hierover goede afspraken te maken in een samenlevingscontract. Bepaal daarin om welk bedrag het gaat, of er wordt meegedeeld in de woningwaardeontwikkeling en de verjaringsregels.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01