Aangifte inkomstenbelasting en buitenlandse werkdagen
Buitenland Heeft een werknemer voor een langere periode in het buitenland gewerkt, dan kan hij in zijn aangifte IB voorkoming van dubbele belasting claimen. Maar hoe moet dit eigenlijk worden berekend?
Hoofdregel
Inwoners van Nederland geven in hun aangifte IB hun wereldinkomen aan. Vaak wordt het Nederlandse heffingsrecht beperkt door de toepassing van belastingverdragen. Bij inkomsten uit dienstbetrekking gaat het dan om artikel 15 of artikel 16 van het desbetreffende verdrag ter voorkoming dubbele belasting. De hoofdregel is als volgt: het arbeidsinkomen (loon uit dienstbetrekking) is in beginsel in het woonland belast, tenzij de werkzaamheden in het buitenland worden uitgeoefend. De belastingheffing over de buitenlandse dagen is dan aan dit buitenland toegewezen. Nederland moet voorkoming van dubbele belasting geven. De uitzondering van de 183-dagenregeling laten we hier buiten beschouwing.
Werken in het buitenland
Daan woont in Nederland en is werkzaam voor een Nederlandse werkgever. Er is ook een vaste inrichting in België. Gedurende het jaar 2020 heeft hij voor langere tijd voor deze vaste inrichting gewerkt. Daan heeft één loonstrook van zijn Nederlandse werkgever en ook alleen van deze werkgever salaris ontvangen. Hij geeft zijn wereldinkomen in Nederland aan en vraagt voor de Belgische werkdagen voorkoming van dubbele belasting. Overigens is de 183-dagenregeling niet van toepassing, want de arbeidsbeloning is uiteindelijk wel ten laste van de Belgische vaste inrichting gekomen.
Voorkoming van dubbele belasting De wijze van voorkoming dubbele belasting is geregeld in het belastingverdrag en in het Nederlandse Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Nederland geeft bij arbeidsinkomen veelal voorkoming volgens de vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud. Dit betekent kortgezegd dat het inkomen dat toerekenbaar is aan het buitenland, is vrijgesteld in Nederland tegen het gemiddelde Nederlandse belastingtarief.
Toerekening Nederland en buitenland
Uiteraard is het belangrijk het juiste deel van het salaris toe te rekenen aan de buitenlandse periode en dit deel dus vrij te stellen in Nederland. Soms is deze opstelling eenvoudig te maken aan de hand van salarisspecificaties. In andere situaties is dit complexer en moet de werknemer zelf een berekening maken op basis van het jaarloon. Dit gebeurt dan aan de hand van de dagenbreuk, te weten: buitenlandse werkdagen / totaal aantal werkdagen x salaris.
Speciale dagen Bijzondere (werk)dagen, zoals reisdagen, transitdagen, vakantiedagen, feestdagen en ziektedagen, kunnen deze berekening compliceren. Hierover zijn verschillende procedures geweest. Uit deze procedures zijn verschillende regels af te leiden. Allereerst bestaat het totaal aantal werkdagen uit het aantal beschikbare werkdagen in een jaar. Reisdagen mogen aan de buitenlandse periode worden toegerekend. Vakantiedagen worden in principe tijdsevenredig opgebouwd. Dat betekent dat ook de toerekening aan de staten tijdsevenredig is. Deze verwerking geldt ook voor feestdagen en overige niet-werkdagen. Tot slot de ziektedagen, ook hiervan is afzonderlijke administratie noodzakelijk. De ziektedagen tellen wel mee in de breuk. De toerekening vindt plaats op basis van de werkplek alsof er geen sprake was van ziekte.
Berekening vrijstelling
Daan heeft in 2020 120 dagen in België gewerkt. Daarnaast was hij zeven werkdagen ziek, daarvan had hij er drie in Nederland moeten werken en vier in België. 2020 telt in totaal 262 werkdagen. De dagenbreuk ziet er als volgt uit: 120 + 4 / 262 werkdagen -/- 25 vakantiedagen -/- 5 overige feestdagen. Bij een salaris van € 85.000 kan Daan een vrijstelling claimen voor (de Nederlandse belasting over) € 45.431 (53,4%) in zijn Nederlandse aangifte IB.
Let op Ook voor de 183-dagenregeling gelden er bijzondere regels ten aanzien van reisdagen, ziektedagen en verlofdagen. Deze wijken af van de regels voor de dagenbreuk.
bz-advies
Als de werknemer voorkoming van dubbele belasting wenst voor het arbeidsinkomen, dan is het belangrijk de dagenadministratie goed te bewaren. Ook privédagen waarin de werknemer afreist naar de woonstaat om bijv. boodschappen te doen, tellen mee voor de 183-dagenregeling, ondanks dat deze privédagen geen verband houden met de dienstbetrekking.
Recente rechtspraak
Onlangs zijn er twee uitspraken verschenen over de aangifte IB voor artiesten en de voorkoming van dubbele belasting (ecli:nl:ghams:2021:3033- ecli:nl:hr:2021:1352) . De vraagstukken in deze procedures zijn weer heel anders in vergelijking met regulier arbeidsinkomen. Het gaat hier om de bijzondere verdragsbepaling voor artiesten en beroepssporters, artikel 17 van het OESO-modelverdrag en de toepassing van de verrekeningsmethode.
Beloning via vennootschapontvangen Een bijzonder element in deze procedures was dat beide artiesten een arbeidsbeloning ontvingen uit hun management-BV. Deze BV of de werkmaatschappij had de contracten met de opdrachtgevers gesloten voor onder andere de buitenlandse optredens. Op grond van de bijzondere bepaling voor artiesten en beroepssporters mag de bronstaat belasting inhouden op de volledige gage, ongeacht het deel dat wordt doorbetaald aan de artiest als salaris (het persoonlijke deel). De verrekeningsmethode voorziet echter slechts in verrekening op het niveau van de BV. Immers, de buitenlandse belasting is alleen op dit niveau geheven. Door de doorbetaling van een substantieel deel van de gage als salaris en de Nederlandse verrekeningssystematiek heeft de BV niet voldoende ruimte voor verrekening. De artiesten in de genoemde procedures wensten daarom de buitenlandse bronbelasting in de IB te verrekenen. In beide uitspraken was de conclusie dat er geen ruimte was voor een dergelijke verrekening in de IB.
Onevenwichtige uitkomst Oftewel: in deze structuren kan (wellicht) slechts tot een volledige verrekening worden gekomen als de gage volledig privé wordt ontvangen en er dus geen gebruik wordt gemaakt van een management-BV. Dit is een onevenwichtige uitkomst, maar uiteindelijk een direct gevolg van de gekozen systematiek. Er zijn nog wel enige theoretische argumenten om tot een andere uitkomst te kunnen komen. De verwachting is dat er nog nieuwe rechtspraak komt op dit gebied. Overigens geldt de verrekeningsmethode niet alleen voor artiesten- en beroepssporters, maar kan deze ook gelden voor bijv. bestuurders.