Toepassing bezwaardrempel
Het is lange tijd onzeker geweest hoe de drempels in artikel 26a Wet WOZ moesten worden toegepast. Dit artikel bepaalt onder andere bijvoorbeeld dat wanneer de vastgestelde waarde van een onroerende zaak meer dan € 200.000,- maar niet meer dan € 500.000,- bedraagt, die waarde geacht wordt juist te zijn als de WOZ-waarde daarvan niet meer dan 4% afwijkt, mits de afwijking niet meer dan € 10.000,- bedraagt. Deze bezwaardrempels noemt men ook wel de Fierensdrempels.
De Hoge Raad spreekt. In een recente uitspraak heeft de Hoge Raad (LJN: BC4335) een einde gemaakt aan deze onduidelijkheid. De Hoge Raad heeft beslist dat de bezwaardrempel moet worden berekend op basis van de oorspronkelijke beschikking.
Deze beslissing is vooral van belang als de gemeente na bezwaar de waarde reeds heeft verlaagd en in (hoger) beroep een verdere verlaging wordt bepleit. Ter verduidelijk een cijfervoorbeeld.
Vastgestelde WOZ-waarde volgens de beschikking: € 335.000,-.
Vastgestelde WOZ-waarde na bezwaar: € 309.000,-.
Na beroep vastgestelde WOZ-waarde: € 300.000,-.
Fierensmarge voor waardeklasse € 200.000,-/€ 500.000,-: 4%.
Bij het berekenen van de bezwaardrempel moet worden uitgegaan van de waarde op de oorspronkelijke beschikking. De bezwaardrempel in dit voorbeeld is dan € 13.400,- (4% van € 335.000.-).
Tip. Ondanks deze bezwaardrempel mag de heffingsambtenaar volgens de Hoge Raad een verlaging van minder dan 4% van de vastgestelde waarde volgens de beschikking wel toepassen bijvoorbeeld in het kader van een compromis.