Geen pro-ratabenadering € 75.000-grens bij vrijstelling Vpb
Wettelijke regeling Een stichting of vereniging met een onderneming is onder voorwaarden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Op grond van artikel 6 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is een stichting of vereniging vrijgesteld indien de winst van het jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 (eerste winstgrens). Indien de winst boven dit bedrag uitkomt, dan kan de stichting of vereniging alsnog worden vrijgesteld zolang het totaal aan jaarwinst over het desbetreffende (boek)jaar en de voorafgaande vier jaren niet meer bedraagt dan € 75.000 (tweede winstgrens).
Casus
De feiten van het geschil zijn als volgt. Een beroepsvereniging is eind 2009 opgericht en drijft vanaf haar oprichting een onderneming. In de (boek)jaren 2009/2010 (verlengd eerste boekjaar), 2011 en 2012 heeft de vereniging winsten behaald van achtereenvolgens € 9.884, € 28.443 en € 31.414. Dat is in totaal € 69.731. In geschil is of er terecht een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting is opgelegd over het jaar 2012. Meer specifiek is de vraag of de tweede winstgrens ook (onverkort) van toepassing is als de stichting of vereniging nog geen vijf jaar oud is.In geschil is hoe de tweede winstgrens uitgelegd moet worden. De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de tweede winstgrens in een situatie waarin een stichting of vereniging minder dan vijf boekjaren heeft, pro rata moet worden berekend. Voor de in 2009 opgerichte beroepsvereniging zou dit inhouden dat de maximale winstgrens in 2012 €45.000 (3 / 5 x € 75.000) bedraagt. De beroepsvereniging is van mening dat de tweede winstgrens niet pro rata moet worden toegepast en dus het bedrag van € 75.000 aangehouden mag worden.
Procesverloop
Rechtbank Gelderland stelt de beroepsvereniging in het gelijk. Hof Arnhem-Leeuwarden is het echter eens met de Belastingdienst. Volgens het hof is de pro-ratabenadering een tegemoetkoming voor verenigingen en stichtingen die nog geen vijf jaar bestaan. De tweede winstgrens van € 75.000 zou aldus het hof pro rata moeten worden toegepast.
Arrest Hoge Raad
De Hoge Raad (ecli:nl:hr:2022:51) oordeelt echter dat de tweede winstgrens van € 75.000 onverkort van toepassing is als sinds de oprichting minder dan vijf (boek)jaren zijn verstreken. In de eerste vijf (boek)jaren moet er voor elk jaar waarin de winst meer is dan de eerste winstgrens van € 15.000, worden beoordeeld of de totale winst meer is dan € 75.000. De winst blijft onbelast als het onder het bedrag van € 75.000 blijft. Het gelijk is aan de beroepsvereniging. Dit kan ertoe leiden dat er in de eerste vijf (boek)jaren na oprichting in totaal meer winst wordt vrijgesteld dan € 75.000. De toetsing hoeft immers niet plaats te vinden indien de winst onder de eerste winstgrens van € 15.000 blijft. Volgens de Hoge Raad is deze consequentie echter van onvoldoende gewicht om het wetsartikel anders uit te leggen.
Belang voor de praktijk
Voor de vennootschapsbelasting positie van stichtingen en verenigingen is dit een belangrijk arrest om rekening mee te houden. Het arrest is ook van toepassing op stichtingen en verenigingen die nog niet direct bij de oprichting een onderneming zijn gestart. Ook indien er nog geen vijf (boek)jaren zijn verstreken vanaf de start van de onderneming, hoeft de tweede winstgrens niet pro rata te worden toegepast.
bz-advies
Stichtingen en verenigingen die nog niet direct bij de oprichting een onderneming zijn gestart, profiteren ook van dit arrest. Zolang er nog geen vijf boekjaren zijn verstreken sinds de start van de onderneming, kan er in een jaar meer dan € 15.000 winst worden behaald die is vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Voorwaarde is wel dat het totale bedrag aan winst over deze jaren onder de € 75.000 blijft.