BOER EN BEDRIJF - 20.04.2009

Een nieuwe melkkoe?

In een recente uitspraak besliste het Gerechtshof ’s-Gravenhage dat een overheid die zijn burgers te lang in onzekerheid laat, de daardoor ontstane immateriële schade moet vergoeden. Kunt u zich alvast rijk gaan rekenen?

Voorgeschiedenis

Artikel 11 van de toenmalige Beschikking Superheffing voorzag in bijzondere gevallen in de toekenning van extra melkquotum. Boer Berend Braks die samen met zijn zoon Bart een melkveebedrijf exploiteert heeft op 20 juni 1984(!) bij de minister van LNV een aanvraag ingediend om voor een dergelijk extra melkquotum in aanmerking te komen. Bart Braks die als beoogd bedrijfsopvolger deel uitmaakt van de maatschap verzoekt op 31 juli 1986 om een extra melkquotum op grond van het bepaalde in art. 7 van de Beschikking superheffing bedrijfsopvolgingssituaties onderbezetting (BOSO). Vanaf dat moment besteden vader en zoon Braks noodgedwongen meer tijd aan bezwaar- en beroepsprocedures dan aan het melkveebedrijf zelf.

Onzekerheid en frustratie

Al deze procedures zorgen bij vader en zoon Braks voor veel frustratie en onzekerheid. Al met al duurt het ruim 15 jaar voordat zij weten waar zij aan toe zijn. Met twee brieven van respectievelijk 16 november 1991 en 1 maart 1996 stellen vader en zoon Braks de staat aansprakelijk voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van de diverse beslissingen van de minister van LNV.

De zaak Van den Hurk

Ondertussen speelt bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ook de zaak Van den Hurk. Kort gezegd, beslist het Europese Hof voor de rechten van de Mens in deze zaak op 19 april 1994 dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven niet kon worden beschouwd als een onafhankelijke rechter in de zin van artikel 6 EVRM.

Onrechtmatige overheidsdaad

Dat in hun geval sprake is van onrechtmatig handelen van de overheid en dat de overheid dus schadeplichtig is, baseren vader en zoon Braks onder andere op het volgende:

  • het is onrechtmatig dat een rechtsgang (bijv. het CBb) in strijd is met het EVRM;
  • het is onrechtmatig om de redelijke termijn van artikel 6 EVRM te overschrijden;
  • het is gezien de uitspraak van het EHRM in de zaak Van den Hurk onrechtmatig om geen schadevergoeding aan te bieden.

Wat vindt de rechter?

De rechtbank ziet in de hele gang van zaken geen aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding. Het Gerechtshof denkt hier anders over. In overeenstemming met de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens constateert het Gerechtshof dat het (gedurende lange tijd) uitblijven van duidelijkheid voor de betrokkenen omtrent hun rechtspositie frustratie en onzekerheid met zich meebrengt. De staat is als veroorzaker verplicht de immateriële schade te vergoeden. In overeenstemming met de daarvoor door het EHRM ontwikkelde normen berekent het Hof de schadevergoeding op € 16.875,-.

Pyrrusoverwinning. Gezien de procedurele ellende die vader en zoon Braks hebben doorgemaakt, is dit bedrag een lachertje. Zeker nu het Hof geen reden ziet om de staat te veroordelen tot het betalen van de proceskosten.

In voorkomende gevallen is het daarom verstandig om goed te overdenken of het wel verstandig is om door te procederen voor ‘het grote gelijk’.

Als de overheid een veel te lange termijn neemt om tot een beslissing te komen, kan de verplichting ontstaan de schade te vergoeden, ook als het om (alleen) immateriële schade gaat. Rijk zult u hiervan echter beslist niet worden.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01