Verkoper BV niet aansprakelijk voor Vpb-schuld?
Wat speelde er bij de rechter? Deze aansprakelijkheid kwam recentelijk aan de orde bij het Hof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE 2018:3645) . In deze zaak gaat het om een broer en zus die samen succesvol een supermarkt exploiteren. Op enig moment besluiten zij hun onderneming te verkopen. Ook het onroerend goed waarin het bedrijf zit, wordt verkocht.
Belastingheffing beperken. Hierdoor ontstaat er in hun BV een forse boekwinst. Om de heffing te beperken, wordt er een ingewikkelde structuur bedacht. De aandelen in de BV zullen worden verkocht aan een derde. Deze andere partij is bezig met onroerendgoedtransacties waarbij er de eerste periode verliezen worden verwacht. Het idee is nu om deze winstgevende BV in een fiscale eenheid vennootschapsbelasting te stoppen met de verlieslatende onroerendgoed-BV’s, waardoor de heffing van vennootschapsbelasting wordt beperkt.
Het loopt anders … Ter uitvoering van dit plan wordt er door de belastingadviseur een uitgebreide memo geschreven. Ook wordt er onderzoek gedaan naar de vermogenspositie van de koper. Nadat alles akkoord wordt bevonden, worden de aandelen in de BV door broer en zus overgedragen.
Schuld niet betaald. Vervolgens gaat het echter niet zoals gehoopt. De koper maakt een fout waardoor hij de gekochte BV niet in een fiscale eenheid kan voegen met zijn BV’s. De beoogde onderlinge compensatie komt hierdoor niet tot stand. Men besluit vervolgens de gekochte BV te liquideren. De Belastingdienst kan zijn claim op de gerealiseerde boekwinst hierdoor niet effectueren.
Invorderingswet 1990. Om toch aan zijn geld te komen, kijkt de Belastingdienst vervolgens welke partijen deze hiervoor aansprakelijk kan stellen. Men komt uit bij de verkopers. Op grond van art. 40 lid 1 Invorderingswet 1990 hebben zij ook een verantwoordelijkheid voor belastingschulden die in het jaar van vervreemding zijn ontstaan.
Aansprakelijk gesteld voor € 1,2 miljoen
Verwijtbaar? Broer en zus worden beiden dus persoonlijk aansprakelijk gesteld voor een belastingschuld van maar liefst € 1,2 miljoen. Bij de rechter proberen zij het tij te keren. De Invorderingswet 1990 biedt hiertoe wel een disculpatiemogelijkheid (art. 40 lid 6 Invorderingswet 1990) . De verkopers kunnen niet aansprakelijk worden gesteld indien zij kunnen aantonen dat het niet aan hen te wijten is dat het vermogen van de verkochte BV onvoldoende is om de belastingschuld te betalen.
Vertrouwen. Om dit te onderbouwen, stellen zij allereerst volledig op de kennis en kunde van de belastingadviseur te zijn gevaren. Zij mogen hierop ook vertrouwen omdat hij werkt bij een gerenommeerd kantoor. Bovendien zijn er geen signalen geweest waardoor zij moesten gaan twijfelen aan zijn deskundigheid. Daarnaast hebben zij een aanzienlijk bedrag betaald aan de koper ter financiering van de belastingschuld.
Toch niet aansprakelijk, beslist het hof
Fout van de koper. Uiteindelijk spreekt het hof de verkopers vrij van aansprakelijkheid. Het feit dat de beoogde structuur misliep, komt door een fout van de koper. Als verkopers hebben zij er alles aan gedaan om de betaling van de belastingschuld plaats te laten vinden. Zij kunnen zodoende hiervoor niet verantwoordelijk worden gehouden.