Recht van overpad ingeschreven in het Kadaster
Gebruik van weg
Geert is al ruim 30 jaar ondernemer. Zijn materialen en werktuigen staan in een loods achter zijn huis. Om vanuit zijn loods van en naar de openbare weg te komen, maakt hij gebruik van een perceel dat eigendom is van zijn vader. Hij heeft daar geen probleem mee.
Weg wordt afgesloten. Als vader overlijdt, laat hij zijn zes kinderen achter als zijn erfgenamen. Tot de nalatenschap behoort ook het perceel waarover de weg loopt die leidt naar de loods van Geert. Het is de bedoeling dat het perceel wordt toegedeeld aan Jan. Hij wil de grond wel hebben, maar hij wil niet dat Geert dan nog met auto’s, vrachtwagens en andere vervoermiddelen over het terrein rijdt. Als het perceel aan hem wordt toegedeeld, wil hij de weg afsluiten met een hek.
Recht van overpad? Geert stelt dat er sprake is van een erfdienstbaarheid. Hij zegt een recht van overpad te hebben over het perceel dat moet worden toegedeeld aan Jan. Dat is met zijn vader zo afgesproken. Ook na verkrijging van het perceel door Jan, moet dat recht in stand blijven. Zo lang dat niet is geregeld, weigert hij zijn medewerking bij verdeling van de nalatenschap.
Wat is een erfdienstbaarheid?
Een erfdienstbaarheid is een last waarmee een onroerende zaak (het dienende erf) ten laste van een andere onroerende zaak (het heersende erf) is bezwaard (art. 5:70 lid 1 BW) . In dit geval is het dienende erf het perceel dat toebehoort aan de gezamenlijke erfgenamen en het heersende erf is het perceel dat eigendom is van Geert.
Recht van overpad. Daarbij gaat het om een recht van overpad voor Geert om van en naar zijn perceel met een auto, vrachtwagen en andere vervoermiddelen van en naar de openbare weg te gaan over een weg die loopt over het diende erf. De wet spreekt alleen over onroerende zaken als dienend en heersend erf. Het is niet van belang wie de eigenaren zijn van deze percelen. De erfdienstbaarheid blijft in stand, ook als een van de percelen (of beide percelen) een andere eigenaar krijgt.
Verjaring
Vestiging erfdienstbaarheid door verjaring. Volgens de wet ontstaat een erfdienstbaarheid (waaronder begrepen een recht van overpad) door vestiging of door verjaring (art. 5:72 BW) . Het ontstaan van een erfdienstbaarheid door verjaring is mogelijk door:
- verkrijgende verjaring (art. 3:99 lid 1 BW) ; of
- bevrijdende verjaring (art. 3:105 lid 1 BW) .
Verkrijgende verjaring. Van verkrijgende verjaring is sprake als de bezitter van een erfdienstbaarheid ‘te goeder trouw’ is. Dat is het geval als hij zich redelijkerwijs als rechthebbende mocht beschouwen. In dat geval geldt er een verjaringstermijn van tien jaar (art. 3:99 lid 1 BW) . Deze termijn begint te lopen op het moment dat het bezit van het recht van erfdienstbaarheid is aangevangen. In het geval van een recht van overpad is dat het moment dat de weg door de eigenaar van het heersende erf wordt gebruikt als weg op een wijze alsof hij daarvan eigenaar is.
Bevrijdende verjaring. Van bevrijdende verjaring is sprake als de bezitter van een erfdienstbaarheid niet te goeder trouw is. Hij weet dan dat hij geen rechthebbende is van de zaak (de weg). Daarvoor geldt een verjaringstermijn van 20 jaar (art. 3:306 BW) .
20-jaarstermijn
Zelfstandig recht ontstaan van rechtswege. In dit geval is het recht van overpad door Geert verkregen na verloop van een termijn van 20 jaar nadat hij de weg over het perceel van het dienende erf voor de eerste keer in gebruik heeft genomen.