Heffingsrente op uw belastingaanslag
Correctie op de aangifte
Meneer Smits diende zijn aangifte inkomstenbelasting over 2005 in, waarna de inspecteur hem in mei 2006 een voorlopige aanslag (VA) oplegde. Op 22 februari 2008 legde de inspecteur de definitieve aanslag op en corrigeerde daarbij het te laag aangegeven eigenwoningforfait. Meneer Smits legde zich bij de correctie neer, maar vocht de heffingsrente aan. Meneer Smits beriep zich op het ‘zorgvuldigheidsbeginsel’. In de parlementaire stukken had Smits gelezen dat het ‘beleid’ van de Belastingdienst was om binnen drie maanden na binnenkomst van een aangifte een definitieve aanslag op te leggen, en als dat niet lukte, toch zeker binnen één jaar na binnenkomst.
Als dit ‘beleid’ in zijn geval was toegepast, dan had de definitieve aanslag uiterlijk 31 december 2006 opgelegd moeten worden en was hij niet € 50,- maar € 20,- heffingsrente verschuldigd geweest.
Oordeel rechter. De Hoge Raad (LJN: BP5536) zag het anders. De vaststelling van de definitieve aanslag vereiste dat de inspecteur zorgvuldig kennis nam van de inhoud van de aangifte en zo nodig een nader onderzoek instelde naar de juistheid van de aangifte. De zorgvuldigheid bracht volgens de Hoge Raad mee dat de inspecteur bij de uitvoering van zijn taak een zekere vrijheid kreeg bij de inrichting van zijn werkzaamheden. De termijn van één jaar was volgens de Hoge Raad dan ook slechts een streeftermijn.
Gevolgen nader onderzoek. Door nader onderzoek kan een fout in de aangifte worden ontdekt; in dit geval in de post ‘eigenwoningforfait’. De correctie daarvan bij de definitieve aanslag leidt ook tot heffingsrente over het bedrag van de correctie. De conclusie van de Hoge Raad was dat de inspecteur niet onzorgvuldig had gehandeld door heffingsrente in rekening te brengen bij een correctie van een onjuistheid in de aangifte.
Drie maanden bij voorlopige aanslag
Een VA wordt (snel) opgelegd op basis van de aangifte. Volgens een beleidsregel moet dat binnen drie maanden na binnenkomst van de aangifte gebeuren. Heffingsrente kan volgens de wet voor een periode van maximaal drie jaar na het einde van het belastingtijdvak worden berekend.
Maar het zorgvuldigheidsbeginsel belet dat heffingsrente over meer dan drie maanden wordt berekend. Let op. Dit geldt niet als zich een bijzondere omstandigheid voordoet, waardoor de overschrijding van de driemaandentermijn niet aan de Belastingdienst is te wijten.
Heffingsrente bij definitieve aanslag
Driejaarstermijn. Wijkt de inspecteur bij het opleggen van de definitieve aanslag af van een (onjuiste) aangifte, dan wordt de driejaarstermijn niet ingeperkt. Het beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel mocht meneer Smits niet baten. De Belastingdienst kon hem vanaf 15 juli 2005 t/m 22 februari 2008 heffingsrente in rekening brengen.
Heffingsrenteperiode. Vanaf 1 januari 2010 geldt voor aanslagen inkomsten- en vennootschapsbelasting over tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2010, dat de heffingsrenteperiode niet langer aanvangt vanaf 1 juli van het lopende belastingjaar, maar vanaf de eerste dag na afloop van het jaar. De heffingsrente is verschuldigd tot en met de dag waarop de aanslag is opgelegd.