Fiscale voordelen door een maatschap met uw ouders
Fiscale motieven. In de fiscale rechtspraak is het geen uitzondering dat constructies die louter en alleen zijn opgezet om belasting te besparen, het niet redden bij de belastingrechter. Dat geldt niet voor het aangaan van een maatschap met uw hoogbejaarde vader of moeder, ook niet als dat slechts gedaan wordt om belasting te besparen. Dat bleek onlangs bij Rechtbank Noord-Nederland, waarover straks meer. Over welk fiscaal voordeel hebben we het eigenlijk?
Van box 3 naar box 1
Fiscaal beter? Indien u het bedrijf van uw ouders voortzet en de bedrijfsgebouwen van hen huurt, behoren die bedrijfsgebouwen tot hun privévermogen in box 3. Dat is fiscaal geen pretje voor hen, want dan betalen zij jaarlijks een vermogensrendementsheffing van 0,58 tot 1,68% over de waarde van de verhuurde bedrijfspanden. Dat kan fiscaal beter met een maatschap tussen ouders en kind(eren). In dat geval verhuizen de gebouwen van box 3 naar box 1, en worden uw ouders belast voor hun aandeel in de winst. Dat is in de regel tegen een lager belastingtarief.
Besparing erfbelasting
Nog een voordeel. De maatschap kent nog een voordeel, namelijk bij overlijden van uw ouders. Indien de maatschap ten minste één jaar bestaat, kan er bij vererving van het maatschapsaandeel van uw ouders gebruikgemaakt worden van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de erfbelasting. Onder voorwaarden is de erfenis dan niet of nauwelijks belast. De BOR kent namelijk een waardevrijstelling tot een bedrijfswaarde van ruim € 1 miljoen, en een vrijstelling van 83% voor zover de erfenis daarboven uitkomt. De fiscus weet dit natuurlijk ook. Dit bracht een belastinginspecteur op het idee om in twee gevallen het standpunt in te nemen dat de maatschap fiscaal genegeerd moest worden. Wat was het geval?
Wat speelde hierover bij de rechter?
Zaak 1. De 92-jarige mevr. X had twee zoons (B en C) en een dochter (D). Zij verpachtte sinds 1975 57 hectare landbouwgrond en bedrijfsgebouwen aan het akkerbouwbedrijf van C. Het pachtcontract werd ontbonden en de moeder en haar drie kinderen gingen een maatschap aan waarin zij het akkerbouwbedrijf voor gezamenlijke rekening en risico exploiteerden. X bracht de landerijen en de bedrijfsgebouwen in de maatschap in. Volgens de fiscus moest de toetreding van X tot de maatschap worden genegeerd waardoor de onroerende zaken tot haar box 3-vermogen moesten worden gerekend en niet tot haar ondernemingsvermogen in box 1.
Zaak 2. De dochter en schoonzoon van de 80-jarige Y exploiteerden een akkerbouwbedrijf. Zij pachtten de bedrijfsopstallen en landerijen van Y. Zij sloten een maatschapscontract met Y en gingen het akkerbouwbedrijf voor gezamenlijke rekening en risico uitoefenen. De fiscus accepteerde het ondernemerschap van Y niet, omdat het maatschapscontract volgens hem een schijnhandeling was. De fiscus vond het hoogst opmerkelijk dat Y op 80-jarige leeftijd was toegetreden tot de maatschap, terwijl hij op 69-jarige leeftijd zijn onderneming had gestaakt. Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2019:421 en ECLI:NL:RBNNE:2019:422) maakte in beide zaken korte metten met het standpunt van de fiscus en stelde de ouders in het gelijk.