Belastingdienst ziet simpele fout niet: vertrouwen opgewekt
Het vertrouwensbeginsel houdt in dat de ondernemer mag vertrouwen op mededelingen en gedragingen van de Belastingdienst. Bij het voorleggen van een situatie aan de Belastingdienst is van belang dat alle van belang zijnde gegevens aan de Belastingdienst worden medegedeeld. Wanneer de Belastingdienst vervolgens een standpunt inneemt, dan mag de ondernemer daaraan vertrouwen ontlenen, tenzij het standpunt van de Belastingdienst zo duidelijk in strijd is met een juiste wetstoepassing dat de ondernemer niet in redelijkheid op nakoming van het standpunt door de Belastingdienst mag rekenen.
Inlichtingen Wanneer de Belastingdienst algemene inlichtingen verstrekt die in strijd zijn met de wet, dan is de Belastingdienst in beginsel niet gebonden aan zijn uitlatingen. Denk bijvoorbeeld aan telefonische inlichtingen die door de Belastingdienst worden gegeven, maar die in strijd zijn met de wet. De Belastingdienst is wel aan de onjuiste inlichtingen gebonden als:
- de ondernemer niet had kunnen weten dat de informatie die hij van de Belastingdienst kreeg, onjuist was; en
- de ondernemer naast de wettelijk verschuldigde belasting schade lijdt omdat hij op de onjuiste informatie is afgegaan en op grond daarvan bepaalde handelingen wel of juist niet heeft verricht.
Onderzoek en opgewekt vertrouwen
Als de Belastingdienst een onderzoek heeft gedaan waarbij geen fouten zijn vastgesteld, en bij een later onderzoek de fouten wel ontdekt worden en de Belastingdienst correcties op wil leggen, dan kan door het eerdere onderzoek mogelijk het vertrouwen zijn gewekt dat de ondernemer de btw-wetgeving juist toepaste. De Belastingdienst kan dan over het verleden geen btw-naheffingsaanslag opleggen.
Beter moeten weten Het vertrouwensbeginsel geldt niet als de ondernemer bewust gegevens heeft achtergehouden of wist dat hij onjuist handelde. Zoals uit de hierna besproken rechtspraak blijkt, is hierbij van belang hoeveel kennis iemand van het fiscale recht heeft.
bz-advies
Indien de Belastingdienst zaken al onderzocht heeft en geen correcties aanbrengt of opmerkingen maakt, dan mag erop vertrouwd worden dat er ook nadien geen correcties meer zullen plaatsvinden. Ga bij navorderings- en naheffingsaanslagen dus standaard na of de desbetreffende aangelegenheden al eens eerder door de Belastingdienst zijn beoordeeld.
Facturen al eerder opgevraagd
In de zaak die speelde voor het Hof Den Haag betrof het een ondernemer die een onderneming via een eenmanszaak dreef van 1Â januari 2012 tot en met 1 januari 2015 (ecli:nl:ghdha:2019:466) . De Belastingdienst had in februari 2016 een boekenonderzoek bij de ondernemer gedaan, en stelde daarbij vast dat de ondernemer te veel btw terug had gekregen over het derde en het vierde kwartaal van 2012. De Belastingdienst legde aan de ondernemer een naheffingsaanslag op. Het hof oordeelde dat de Belastingdienst niet na kon heffen, omdat de Belastingdienst uit marginale onderzoeken in 2012 en 2013 al had kunnen opmaken dat de ondernemer geen recht had op teruggave van btw. Destijds waren er facturen opgevraagd, waarna er een btw-teruggaaf zonder opmerking was verleend. Het hof liet meewegen dat de ondernemer zelf geen enkele fiscale kennis had, zodat niet gesteld kon worden dat hij beter had moeten weten. De Belastingdienst had door een btw-teruggave te verlenen bij de ondernemer het vertrouwen opgewekt dat er bewust een standpunt was ingenomen. Hoewel de inspecteur in zijn brief een voorbehoud had opgenomen om achteraf alsnog een btw-correctie op te leggen, maakte dit het volgens het hof niet mogelijk om de btw achteraf te corrigeren.
Conclusie
Als de Belastingdienst vertrouwen heeft opgewekt, dan kan er aan de ondernemer niet zonder meer een naheffingsaanslag worden opgelegd. Ontvangt een ondernemer een naheffingsaanslag, ga dan na of er door de Belastingdienst vertrouwen is opgewekt waardoor de correctie niet kan worden aangebracht.