Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit
Bijna de helft van de CO₂-uitstoot van de personenmobiliteit wordt veroorzaakt door woon-werk- en zakelijk verkeer (hierna: de werkgebonden personenmobiliteit) en moet verminderen. Het concrete doel is een vermindering van 1,5 megaton (Mton) CO₂-uitstoot in 2030 en geen CO₂-uitstoot vanaf 2050 (klimaatneutraal). De rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit is ingesteld om de werkgevers bewuste keuzes te laten maken over verduurzaming van de personenmobiliteit.
Rapportageverplichting voor werkgevers
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de overheid regels opstelt voor werkgevers met 100 of meer werknemers (peildatum 1 januari) om negatieve klimaateffecten van werkgebonden personenmobiliteit terug te dringen. Door de grens te leggen bij 100 werknemers of meer, valt slechts 0,5% van de ondernemingen onder de regels. Zij zijn verantwoordelijk voor 61% van de werkgebonden personenmobiliteit. Op deze manier wordt een minimaal aantal werkgevers met de regels geconfronteerd en kan er relatief veel resultaat worden bereikt.
Ten minste 20 uur per maand Op 1 juli 2024 treedt een wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met het beperken van emissies van kooldioxide door werkgebonden personenmobiliteit in werking (stb. 2023, 472) . Vanaf deze datum geldt de rapportageverplichting. Onder een werknemer verstaat dit besluit degene die krachtens arbeidsovereenkomst (of publiekrechtelijke aanstelling) ten minste 20 uur betaalde arbeid per maand verricht voor een onderneming of rechtspersoon. Geen werknemer is degene die een uitzendovereenkomst met uitzendbeding heeft.
Melden gegevens
Jaarlijks moet de werkgever uiterlijk op 30 juni de volgende gegevens over het voorafgaande kalenderjaar verstrekken: het aantal werknemers op 1 januari van dat kalenderjaar, de reismodaliteit: OV, fiets of te voet, per bromfiets of per motorvoertuig, de voor die reis gebruikte brandstof en het aantal kilometers dat de werknemers hebben gereisd.
Soort mobiliteit Bij het verstrekken van de gegevens maakt de werkgever onderscheid tussen woon-werkmobiliteit en zakelijke mobiliteit. Voor zover het woon-werkmobiliteit betreft en de werknemer maakt gebruik van meer dan één manier van reizen, mag de werkgever de gegevens verstrekken over de reismodaliteit waarmee de werknemer de meeste reizigerskilometers heeft afgelegd. De andere reizigerskilometers worden hierbij opgeteld. Gegevens die de werkgever niet hoeft te registreren zijn:
- gegevens van gedetacheerde, payroll- of uitgezonden werknemers, tenzij het de eigen werknemers zijn die zijn uitgeleend aan een derde;
- reizen buiten Nederland, voor zover de reizen van de werknemer niet in Nederland beginnen of eindigen;
- reizen van werknemers, waarvoor de werkgever geen vergoeding, fiets, bromfiets, motorvoertuig, vervoersbewijs voor openbaar vervoer of andere mobiliteitsvoorziening beschikbaar stelt voor zakelijke of woon-werkmobiliteit;
- reizen met vliegtuigen, helikopters, vaartuigen of werktuigen of met voertuigen, bedoeld voor het vervoer van goederen of dieren of voor het gebruik door hulpverleningsdiensten (brandweer, ambulance enz.) of militair gebruik en die zijn voorzien van een militair kenteken en andere reizen voor deze diensten;
- gegevens van werknemers die als bestuurder van een voertuig dat is bedoeld voor het vervoer van personen tegen betaling of als controleur van vervoerbewijzen in dat voertuig reizen.
Verwerking De gegevens moeten digitaal worden aangeleverd via RVO.nl (rapportage werkgebonden personenmobiliteit). Via de website is een uitgebreide handreiking te vinden. Na ontvangst van de gegevens verstrekt RVO.nl direct een overzicht met de ingediende gegevens en de daarbij behorende CO₂-uitstoot. Dit geeft inzicht in de duurzaamheid van de mobiliteit van de werknemers. De werkgever ontvangt tegelijkertijd algemene tips en adviezen hoe hij de duurzaamheid kan verbeteren.
bz-advies
Als in 2026 het uitstootplafond wordt overschreden, dan krijgen werkgevers een maximale CO₂-uitstoot opgelegd om werkgevers die daarboven zitten tot actie dwingen.