Opheffen herinvesteringsreserve na drie jaar
Herinvesteringsreserve
Een ondernemer mag de boekwinst op bedrijfsmiddelen opnemen in een herinvesteringsreserve (HIR). Gevolg hiervan is dat de boekwinst op dat moment nog niet wordt belast. De HIR mag dan vervolgens bij aanschaf van een nieuw bedrijfsmiddel worden afgeboekt op de aanschafprijs. Aan de toepassing van de HIR zijn verschillende voorwaarden verbonden. Zo moet de ondernemer op balansdatum een herinvesteringsvoornemen hebben en moet de herinvestering uiterlijk plaatsvinden in het derde jaar na het jaar waarin de HIR is gevormd. Bij afboeking van de HIR moet erop worden gelet dat de boekwaarde van het nieuw aangeschafte bedrijfsmiddel na afboeking niet lager is dan de boekwaarde van het bedrijfsmiddel waarvoor de HIR is gevormd (boekwaarde-eis). Bij herinvestering in een bedrijfsmiddel waarover niet of langer dan tien jaar wordt afgeschreven (vastgoed), kan alleen een HIR worden afgeboekt als deze is gevormd bij de vervreemding van een bedrijfsmiddel met dezelfde economische functie. Een HIR gevormd bij de vervreemding van een computer mag dan ook niet worden afgeboekt op de aanschaffingskosten van een pand.
bz-advies
Vergeet niet dat het herinvesteringsvoornemen gedurende de driejaarstermijn onafgebroken aanwezig moet zijn!
Opheffen HIR uiterlijk na drie jaar
Op het moment dat de ondernemer geen herinvesteringsvoornemen meer heeft, moet de HIR vrijvallen. De reserve valt ook vrij als na ommekomst van de driejaarsperiode geen herinvestering heeft plaatsgevonden. In twee gevallen kan de driejaarstermijn worden verlengd, namelijk als:
- voor de herinvestering gezien de aard van het bedrijfsmiddel een langere periode nodig is (denk hierbij aan de bouw van een onroerende zaak, waarvoor meer dan drie jaar nodig is);
- de herinvestering in het nieuwe bedrijfsmiddel door een bijzondere omstandigheid is vertraagd, maar er al wel een begin van uitvoering aan de herinvestering is gegeven.
Bijzondere omstandigheden
Ten aanzien van de zojuist als tweede genoemde mogelijkheid voor een termijnverlenging geldt dat de belastingplichtige ondernemer na ommekomst van de driejaarstermijn aannemelijk moet maken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor de herinvestering is vertraagd. Hierbij kan gedacht worden aan problemen rondom de financiering van een bedrijfsmiddel of onenigheid tussen firmanten in een Vof over het aan te schaffen vervangende bedrijfsmiddel.
Procedures Over wat een bijzonderheid is, wordt regelmatig geprocedeerd. Zo ook onlangs bij Hof Den Bosch (ecli:nl:ghshe:2019:2134) . In desbetreffende casus behaalde een ondernemer in 2008 een boekwinst bij verkoop van een onroerende zaak en vormde daarvoor een herinvesteringsreserve van ruim € 1.400.000. Dat betekende dat de HIR uiterlijk in het jaar 2011 moest worden afgeboekt op een vervangende investering. Dit was echter niet het geval. De ondernemer stelde dat de vervanging was vertraagd omdat andere in zijn bezit zijnde onroerende zaken waren gekraakt en daardoor niet konden worden verkocht en dat hij de totale verkoopopbrengst van al zijn onroerende zaken tezamen wenste aan te wenden voor een vervangende investering. Hof Den Bosch oordeelde dat dit geen bijzondere omstandigheid vormde, maar een eigen ondernemingskeuze van de ondernemer. Omdat er geen overige feiten en omstandigheden waren aangevoerd op grond waarvan aannemelijk kon worden gemaakt dat er nog geen begin aan de uitvoering van de herinvestering kon worden gegeven, viel het doek voor de belastingplichtige: de HIR diende te worden opgeheven en toegevoegd aan de winst van 2011.
bz-advies
Dreigt herinvestering binnen de driejaarstermijn niet mogelijk te zijn? Check dan tijdig, ruim voor het verstrijken van de driejaarstermijn, in hoeverre de feiten en omstandigheden het in stand houden van de HIR kunnen rechtvaardigen.