Welk btw-tarief geldt er als u een amusementshal exploiteert?
Wat speelt er? Amusementshallen zijn al sinds jaar en dag met name bij de jeugd erg populair en nemen in aantal nog steeds toe. Naast de aloude flipperkasten zien we daarbij ook veel moderne, computergestuurde behendigheidsspellen. Een punt van discussie is al jaren welk btw-tarief moet worden toegepast. Rechtbank Breda en Hof ‘s-Hertogenbosch vonden het lage tarief van 9% toepasselijk. Maar wat oordeelde uiteindelijk de Hoge Raad en wat u kunt met deze uitspraak?
Family entertainment center
In de betreffende zaak exploiteerde een collega van u een ‘family entertainment center’, oftewel: een amusementshal, zoals de Hoge Raad het noemt. In de hal van 500 m2 stonden zo’n 70 apparaten opgesteld, variërend van bewegingsgames, tot gokapparaten en flipperkasten. Uw collega vroeg voor toegang tot de speelhal geen entree, maar degenen die de apparaten wilden gebruiken, moesten hiervoor een speelkaart aanschaffen en hierop een tegoed storten waarmee op de apparaten gespeeld kon worden.
Attractiepark, kermis of sportfaciliteit? Uw collega had het hoge btw-tarief van 21% berekend, maar was van mening dat eigenlijk het tarief van 9% gehanteerd moest worden. Hij was van mening dat zijn amusementshal vergeleken kon worden met een attractiepark dan wel een kermis of sportfaciliteit. Hij had dan ook tegen de eigen btw-aangiftes bezwaar aangetekend en de gang naar de rechter gemaakt toen het bezwaar werd afgewezen. Rechtbank Breda en Hof ‘s-Hertogenbosch stelden hem in het gelijk, maar de Hoge Raad oordeelde anders.
Vergoeding voor verlenen toegang. Anders dan het hof was de Hoge Raad van mening dat de aan te schaffen speelkaart en het hierop te storten tegoed niet aangemerkt kon worden als het betalen voor het verlenen van toegang. De toegang was immers gratis en er hoefde pas betaald te worden als men met de beschikbare apparatuur wilde spelen. De Hoge Raad was ook van mening dat de amusementshal onvoldoende was te vergelijken met een kermis of sportfaciliteit, waarvoor eveneens het lage btw-tarief geldt. Een amusementshal trekt, anders dan een kermis, niet rond en ook traditionele buitenattracties, zoals een spookhuis of een reuzenrad, ontbreken er. Dat een amusementshal niet primair bestemd is om te sporten, is volgens de Hoge Raad eveneens duidelijk. Het btw-tarief van 21% was dus terecht toegepast en het bezwaar van uw collega werd afgewezen (ECLI:NL:HR:2021:453) .
Wat kunt u hiermee?
De uitspraak van de Hoge Raad is duidelijk, maar biedt naar onze mening ook perspectief voor de ondernemer in de amusementsbranche die het anders wil aanpakken. Wordt er namelijk tegen een vaste prijs toegang verleend tot een amusementshal waarin zonder bijbetaling kan worden gespeeld op de aanwezige apparatuur, dan wordt er naar onze mening wel voldaan aan de voorwaarden voor het lage btw-tarief. Er is dan immers betaald om toegang te verkrijgen tot ontspannende diensten, het punt waar het in de uitspraak om draait. Dat aan het spelen een bepaalde tijdsperiode kan worden verbonden, hoeft dit naar onze mening niet in de weg te staan. Wie een kaartje koopt voor de bioscoop, moet deze namelijk ook na de film weer verlaten. Via een ander concept kan er naar onze mening met een beetje inventiviteit dus toch van het lage btw-tarief worden geprofiteerd, al zal ook dan uiteindelijk de Hoge Raad het beslissende woord spreken.