ERFRECHT - 29.03.2023

Meerderjarigenbewind en beneficiaire aanvaarding

Onlangs heeft de rechter beslist dat een nalatenschap, waarin het vermogen van een erfgenaam onder bewind is gesteld, na verloop van drie maanden niet van rechtswege geldt als beneficiair aanvaard. Wat dus te doen in de praktijk?

Bewind ingesteld

Wat speelde er feitelijk? De erflater is in 2020 overleden en is de moeder van de rechthebbende. In 1999 is een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en is Markar tot bewindvoerder benoemd.

Machtiging?

Omvang geschil. In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter Markar niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot het verkrijgen van een machtiging om namens de rechthebbende (zijn aandeel in) de nalatenschap van de erflater te mogen verwerpen. Markar verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog een machtiging te verlenen aan de rechthebbende althans aan Markar tot verwerping van de nalatenschap van de erflater.

Hoe zit het ook alweer?

Verwerpen. Is het duidelijk dat de schulden van de overledene zijn bezittingen ruimschoots overtreffen, dan kan een erfgenaam de erfenis verwerpen. Hij heeft dan geen recht op het vermogen van de erfenis. Schuldeisers hebben dan alleen verhaal op het vermogen van de erfenis. Is dat te weinig, dan kunnen ze voor de rest van hun vorderingen niet aankloppen bij de erfgenaam die heeft verworpen.

Erfenis beneficiair aanvaarden. Een tussenweg is mogelijk door de erfenis beneficiair te aanvaarden (art. 4:192 lid 4 BW) . De erfgenaam heeft dan wel recht op het vermogen van de overledene, maar als blijkt dat de schulden groter zijn dan de bezittingen, hoeft de erfgenaam niet zijn privévermogen aan te spreken om het restant van de schulden te voldoen. Als de nalatenschap beneficiair is aanvaard, is het verplicht om deze volgens de wettelijke vereffening (art. 4:202 BW e.v.) onder toezicht van de kantonrechter af te wikkelen.

Binnen drie maanden. Op grond van artikel 4:193 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) kan een wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam een nalatenschap namens deze niet zuiver aanvaarden en behoeft hij een machtiging van de kantonrechter om een nalatenschap namens de erfgenaam te verwerpen. De wettelijk vertegenwoordiger is verplicht om een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap, of een aandeel daarin, de erfgenaam toekomt. Heeft de wettelijk vertegenwoordiger deze termijn laten verlopen, dan geldt de nalatenschap ingevolge artikel 4:193 lid 2 BW als door de erfgenaam beneficiair aanvaard.

Meer dan drie maanden verstreken

Het verzoek om een machtiging tot verwerping is bij de kantonrechter binnengekomen in mei 2021. Op deze datum waren er meer dan drie maanden verstreken sinds het overlijden van de erflater. De kantonrechter oordeelde daarom dat de nalatenschap van de erflater reeds van rechtswege beneficiair is aanvaard en dat Markar daarom niet ontvankelijk is in haar verzoek.

Welke wet geldt? Markar klaagt dat de kantonrechter ten onrechte artikel 4:193 BW heeft toegepast. Markar is als beschermingsbewindvoerder van de rechthebbende geen wettelijk vertegenwoordiger in de zin van artikel 4:193 BW. De kantonrechter had in plaats daarvan toepassing moeten geven aan artikel 1:441 BW. Dit als zogenaamde ‘lex specialis’, zeg maar een speciale wet die voorrang moet krijgen boven de algemene wetgeving. Op grond van artikel 1:441 lid 5 BW is de bewindvoerder, met uitsluiting van de rechthebbende, bevoegd een aan de rechthebbende opgekomen nalatenschap te aanvaarden.

Tenzij de aanvaarding geschiedt met toestemming van de rechthebbende, kan de bewindvoerder niet anders aanvaarden dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Van een termijn waarbinnen aanvaarding of verwerping moet plaatsvinden, is in deze bepaling geen sprake en evenmin wordt er bepaald dat de nalatenschap op enig moment van rechtswege heeft te gelden als beneficiair aanvaard.

Wat constateert het hof? Het hof constateert dat het bewind zich mede uitstrekt tot toekomstige goederen van de rechthebbende en daarmee tot de goederen die de rechthebbende uit de nalatenschap van de erflater zou ontvangen, zodat aanvaarding en verwerping van de nalatenschap tot de taak van Markar als bewindvoerder behoort.

Rechtsliteratuur. De heersende opvatting in de rechtsliteratuur lijkt te zijn dat artikel 1:441 lid 5 BW inderdaad, zoals door Markar betoogd, als lex specialis moet worden gezien van artikel 4:193 lid 2 BW. Als gevolg hiervan is de laatstgenoemde bepaling niet van toepassing in de situatie van een beschermingsbewind en heeft de nalatenschap na ommekomst van een termijn van drie maanden dan ook niet van rechtswege als beneficiair aanvaard te gelden.

Aanbevelingen meerderjarigenbewind

Hier staat tegenover dat de Aanbevelingen meerderjarigenbewind van het LOVCK&T uitdrukkelijk bepalen dat indien een bewindvoerder de termijn van drie maanden uit artikel 4:193 lid 2 BW laat verlopen, de nalatenschap als beneficiair aanvaard geldt. Gelet op het uitgangspunt dat de wettelijke beschermingsmaatregelen niet verder ingrijpen dan noodzakelijk (proportionaliteit), oordeelt het hof dat er - in het licht van artikel 1:441 lid 5 BW - geen goede grond bestaat de rechthebbende en de bewindvoerder verder te beknotten dan deze bepaling doet. Daar komt bij dat de positie van een rechthebbende in geval van een beschermingsbewind ook een andere is dan die van minderjarigen of curandi, voor wie artikel 4:193 BW wel geldt. Waar laatstgenoemden handelingsonbekwaam zijn, geldt dat voor de onder bewind gestelde niet.

Minder vergaande beperking autonomie. Dit rechtvaardigt het aannemen van een andere, minder vergaande beperking van de autonomie van de onder bewind gestelde bij de aanvaarding en verwerping van nalatenschappen in de zin van artikel 1:441 lid 5 BW ten opzichte van artikel 4:193 BW. Het hof houdt het er dan ook, anders dan de Aanbevelingen meerderjarigenbewind, voor dat artikel 4:193 BW in geval van een beschermingsbewind geen toepassing vindt.

Rechterlijke toestemming nodig?

De taak en bevoegdheid van een beschermingsbewindvoerder met betrekking tot de verwerping van een nalatenschap namens de rechthebbende worden geregeld in artikel 1:441 lid 2 onder a BW. Dit brengt mee dat de bewindvoerder hiertoe met toestemming van de rechthebbende zelf bevoegd is en voor verwerping pas een machtiging van de kantonrechter nodig heeft indien de rechthebbende tot het geven van toestemming niet in staat is of deze toestemming weigert. Markar voert aan dat de rechthebbende zelf in staat is om zijn wil te bepalen en dat het de uitdrukkelijke wens van de rechthebbende is om de nalatenschap van de erflater, zijn moeder met wie hij al enkele jaren geen contact meer had en wier nalatenschap zeer waarschijnlijk negatief is, te verwerpen. Daarmee staat vast dat de rechthebbende toestemming geeft voor verwerping van de nalatenschap door Markar en dat hiervoor geen rechterlijke machtiging nodig is.

Advies voor de praktijk

Voor een erfgenaam wiens vermogen geheel of gedeeltelijk onder bewind is gesteld, geldt voor de nalatenschap dat deze niet na verloop van drie maanden als van rechtswege beneficiair is aanvaard. Ook na drie maanden dient de bewindvoerder nog beneficiair te aanvaarden. Val bij een beschermingsbewind daarom niet terug op artikel 4:193 BW, maar op artikel 1:441 BW. De aanvaarding of verwerping van een nalatenschap dient de bewindvoerder te doen met toestemming van de rechthebbende.

Voor een erfgenaam wiens vermogen geheel of gedeeltelijk onder bewind is gesteld, geldt voor de nalatenschap dat deze niet na verloop van drie maanden als van rechtswege beneficiair is aanvaard. Ook na drie maanden dient men als bewindvoerder nog beneficiair te aanvaarden.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01