LANDBOUWVRIJSTELLING - 16.01.2024

Grond voor snelgroeiend bos, waardestijging belast?

In 1991 nam een landbouwer gronden uit productie, met gebruikmaking van de set-aside-regeling. De grond werd gebruikt voor snelgroeiend bos. In 2014 werd de grond verkocht. In de belastingaangifte werd de behaalde boekwinst niet bij de belaste winst geteld, omdat de landbouwvrijstelling of de bosbouwvrijstelling van toepassing zou zijn. De inspecteur ging hier niet mee akkoord en er volgde een procedure die nu inmiddels tot bij de Hoge Raad is gekomen.

Landbouwvrijstelling. Zoals iedere landbouwer waarschijnlijk wel weet, is de waardeverandering van landbouwgrond onbelast (vrijgesteld), voor zover de waardeontwikkeling van de grond is toe te rekenen aan de prijsontwikkeling voor het gebruik van deze grond in een landbouwbedrijf. Is de grond voor andere doeleinden gebruikt, dan geldt de vrijstelling in deze periode niet.

Bos. De landbouwer in deze procedure stelt dat de bestemming van de gronden na het uit productie nemen door middel van het bebossen niet is gewijzigd en dat de gronden steeds als landbouwgrond zijn gebruikt. Er is slechts sprake van het tijdelijk uit productie nemen van de landbouwgronden door het eenmalig planten van bomen. Daarom heeft hij ook een vrijstelling van de herplantplicht. Uit de toelichting bij de set-aside-regeling, uitlatingen van diverse ministeries en de behandeling van de Rijksbegroting in de Tweede Kamer blijkt dat er bij deelname aan de set-aside-regeling nog steeds een landbouwbedrijf wordt geëxploiteerd. Tot nu toe is de belanghebbende in het ongelijk gesteld, als laatste door Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:8651) . Zie ook Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:1539) . De rechter vindt dat de grond dienstbaar is aan een bosbedrijf (waardeaangroei belast) en niet meer aan een landbouwbedrijf.

Vertrouwen opgewekt? In de procedure speelt ook het vertrouwensbeginsel. De belanghebbende beroept zich op uitlatingen van ambtenaren die hebben gesteld dat er sprake bleef van een landbouwbedrijf. De rechter geeft de inspecteur echter gelijk met zijn stelling dat uitingen van andere ministeries hem niet binden.